ECLI:NL:GHSHE:2025:483

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
20-001162-24 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontnemingsmaatregel ex artikel 36e Sr. tegen uitspraak politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, die op 24 april 2024 een ontnemingsmaatregel had opgelegd aan de verdachte. De politierechter had het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 25.218,12 en een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag, met een gijzeling van maximaal 504 dagen. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in P.I. Grave, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 7 februari 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van de uitspraak vroeg, en de verdediging die stelde dat de verdachte geen wederrechtelijk voordeel had verkregen. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepkwekerij, en heeft de totale bruto-opbrengst van de oogst vastgesteld op € 29.898,38. Na aftrek van kosten, die in directe relatie staan tot de hennepteelt, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 27.134,05. De betalingsverplichting is gematigd tot € 20.000,00, en de duur van de gijzeling is vastgesteld op 400 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001162-24 (OWV)
Uitspraak : 21 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 april 2024 op de vordering tot oplegging van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-213142-21 (OWV) tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Grave te Grave.
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep heeft de politierechter het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 25.218,12 en aan de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag.
Daarnaast heeft de politierechter de duur van de gijzeling – die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd – vastgesteld op 504 dagen.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2025, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de uitspraak van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de ontnemingsvordering zal afwijzen nu de betrokkene geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Uitspraak waarvan beroep
De uitspraak zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest.
Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 24 april 2024 onder parketnummer 03-213142-21 ter zake van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Bij arrest van 21 februari 2025 heeft het hof dit vonnis bevestigd.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van of uit de baten van voornoemde feiten, voordeel als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, heeft verkregen tot na te melden bedrag.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door de betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten.
Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de volgende kosten, welke in directe relatie staan met de delicten en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid van Wetboek van Strafrecht van 1 maart 2022, alsmede de daarbij behorende bijlage, betreffende de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 (hierna ook te noemen: normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016).
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengsten

Oogsten

Verweer
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een eerdere oogst en dat de vordering daarom moet worden afgewezen.
Betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij via “lollypoppen” (zijnde een bepaalde manier van verzorgen door het wegknippen van de onderste bladeren van de plant) de luchtcirculatie en de lichtpenetratie wilde verbeteren. Daarom is er materiaal aangetroffen dat in algemeenheid zou kunnen duiden op eerder knippen maar dat is in deze zaak geen aanwijzing voor een eerdere oogst. Bovendien gebruikte betrokkene nog geen CO2 maar was hij aan het nadenken om moderne technieken te gaan gebruiken. Daarom stond er een CO2 installatie.
Voor de aanwezigheid van stof en kalk heeft betrokkene een verklaring afgelegd, inhoudende dat hij gebruik maakte van steenwol (mapito) wat veel stof veroorzaakt en dat er sprake is van hard water in Limburg. Binnen enkele weken kan dus al sprake van zijn van stof en kalk. Bovendien heeft betrokkene vaak moeten bewateren met grote hoeveelheden water, ook dat kan de kalkvorming bevorderd hebben.
Tenslotte voert de raadsman nog aan dat er geen onderzoek is gedaan naar het waterverbruik. Het water werd niet op illegale wijze afgenomen en de politie had aan de hand van het waterverbruik kunnen onderzoeken of er aanwijzingen waren voor een eerdere hennepteelt en -oogst.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat betrokkene, naast de in beslag genomen hennepteelt, in ieder geval één geslaagde oogst heeft gehad en dat hij daarmee voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft verkregen.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof de volgende indicatoren voor een eerdere oogst af:
- kalkaanslag op de onderzijde van alle plantenpotten;
- kalkaanslag aan de waterton;
- op de trap naar de zolder lag een vervuilde knipschaar;
- op zolder lag een vervuilde snoeischaar;
- op de bodem van een flexibele mand op de slaapkamer lagen resten van hennep;
- op de kamer aan de voorzijde van de eerste verdieping lag een plastic sealbag. Deze
was vervuild met THC;
- stofvorming op de in de kwekerij aanwezige apparatuur;
- hennepresten naast de trap naar de zolder.
Naar ervaringsregels treedt vervuiling met stof in een hennepkwekerij pas
na langere tijd(
onderstreping hof)op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
Op de zitting van 7 februari 2025 is de verdediging uitgenodigd om aan de hand van de foto’s die zich in het dossier bevinden aan te geven op welke foto’s zou kunnen blijken van lollypoppen. In het bijzonder is in dat verband gevraagd naar de foto’s op pagina 28 van het dossier. De veroordeelde gaf aan dit niet terug te zien op deze foto’s. Het lollypoppen zou niet bij deze planten maar in een ander deel van de kwekerij hebben plaatsgevonden.
Er is evenwel een flinke hoeveelheid hennepresten tussen de zoldertrap en muur aangetroffen. Het hof acht het niet aannemelijk dat hennepresten op die specifieke plek worden aangetroffen als wordt uitgegaan van het lollypoppen zoals betrokkene (voor het eerst in hoger beroep) heeft verklaard.
Het hof acht de verklaring dat sprake zou zijn van lollypoppen dan ook niet aannemelijk geworden en acht het daardoor evenmin aannemelijk dat de aanwezigheid van een vervuilde knip- en een vervuilde snoeischaar verband zouden houden met lollypoppen. Het hof beschouwt deze scharen tezamen met de aangetroffen hennepresten dan ook als een duidelijke aanwijzing voor een eerdere oogst. Daarnaast bieden de overige indicatoren steun voor het aannemen van een oogst, in het bijzonder het gegeven dat de hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand overeenkwamen (p. 98 en digitaal p. 102).
Het alternatief geschetste scenario acht het hof op grond van voornoemde aanwijzingen niet aannemelijk geworden.
Voorts is gebleken dat één van de aangetroffen CO2 cilinders daadwerkelijk was aangesloten en in gebruik was ten behoeve van de hennepkwekerij.
Het verweer wordt verworpen.
Totale bruto-opbrengst
Uit het rapport Functioneel Parket afpakken d.d. 1 juni 2016 volgt dat in de kweekruimte minimaal 221 hennepplanten zijn aangetroffen op een kweekoppervlakte van 14 m². Hieruit volgt dat er per m² 16 planten en/of potten stonden. Ingevolge de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 levert dit per oogst een opbrengst op van 27,7 gram hennep per plant.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 stelt het hof de opbrengst daarvan vast op een bedrag van € 4.070,- per kilogram.
Bij het kweken van de hennepplanten bleek sprake van het toevoegen van CO2.
Toepassing van C02 zorgt voor een versnelling van de processen in de hennepplant en
verkort de kweekcyclus met twee weken. Na de wortelfase van de hennepstek gaat deze
in de kweekruimte gelijk in de bloeifase. Toepassing van CO2 levert volgens het rapport een meeropbrengst op van 20%.
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bij de toepassing van CO2 bedraagt:
221 planten x 27,7 gram = 6,1217 kilogram + 1,22434 kilogram (= 20% meeropbrengst) =
7,34604 kilogram
Het hof gaat derhalve uit van de volgende totale bruto-opbrengst.
Totale bruto opbrengst (€): 7,34604 x € 4.070,- =
€ 29.898,38.
Schatting van de kosten
Ter zake van de kostenberekening heeft het hof aansluiting gezocht bij het in deze zaak opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (dossierpagina’s 96-101) en de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016, tenzij uit de verklaring van de betrokkene en het dossier voldoende concrete en betrouwbare aanwijzingen naar voren zijn gekomen waaruit is af te leiden dat van die landelijk aanvaarde uitgangspunten afgeweken moet worden.
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de volgende kosten, die in directe relatie staan met de eerdere teelt en oogst van 221 hennepplanten en als reële uitvoeringskosten daarvan kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Afschrijvingskosten
Het hof stelt de afschrijvingskosten per oogst – overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 – vast op de navolgende bedragen:
221 hennepplanten =
€ 200,00.
Kosten hennepstekken
Het hof zal conform de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 een inkoopprijs van € 3,81 per stek/plant in aanmerking nemen. Het hof zal de kosten hennepstekken ten aanzien van 221 hennepplanten vaststellen op (221 x € 3,81 =)
€ 842,01.
Variabele kosten
Het hof zal – conform de normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 – uitgaan van € 3,88 per plant per oogst.
Het hof zal de totale variabele kosten ten aanzien van [aantal] hennepplanten vaststellen op een bedrag van (221 x € 3,88 =)
€ 857,48.
Elektriciteitskosten
Vaststaat dat de ten behoeve van de hennepkwekerij gebruikte stroom op illegale wijze is weggenomen. De politierechter heeft het totaal van de elektriciteitsverbruik- en netwerkkosten in mindering gebracht op bruto-opbrengst. Deze zien op een periode van 133 dagen. Anders dan de politierechter zal het hof niet de gehele elektriciteitsverbruik- en netwerkkosten van € 2.780,77 in mindering brengen, maar enkel de kosten die zien op de elektriciteitsverbruik- en netwerkkosten voor een in een periode van 9 weken gerealiseerde oogst.
In de factuur van 14 juli 2021 van [benadeelde] zijn immers zowel de netwerkkosten als de verbruikskosten van de elektriciteit berekend voor een periode van 133 dagen. Voor de voorgaande teeltperiode, zijnde de eerdere oogst, is uitgegaan van 9 weken (7 dagen groeifase en 56 dagen bloeifase). Het totaalbedrag moet derhalve als volgt worden aangepast.
Verbruik elektriciteit = € 1.621,43
Netwerkkosten =
€ 204,35 +
Totaal = € 1.825,78
Dagen eerdere oogst/totaal aantal dagen factuur
63/133 x
Totaal = € 864,84
Totaal aan kosten
Gelet op het voorstaande komt het hof tot de volgende berekening van de in mindering te brengen kosten:
- afschrijvingskosten = € 200,00
- hennepstekken = € 842,01
- variabele kosten = € 857,48
- kosten elektriciteit = € 864,84

Totaal aan kosten = € 2.764,33

Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Uit het vorenstaande volgt dat het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op:
De totale bruto opbrengst van de oogst bedraagt: = € 29.898,38
De totale kosten van de oogst bedragen: =
€ 2.764,33-/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel: = € 27.134,05
Betalingsverplichting
De verdediging heeft aangevoerd dat de gevolgen van de strafzaak voor betrokkene groot zijn. De hypotheekverstrekker heeft de hypotheek opgezegd waardoor de verdachte zijn woning heeft moeten verlaten en bij zijn moeder woonachtig zal zijn wanneer hij uit detentie komt.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van betrokkene aanleiding om de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting te matigen. Het hof zal de op te leggen betalingsverplichting matigen tot een bedrag van afgerond:
€ 20.000,00.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 heeft het nieuwe elfde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kracht van wet gekregen. Het hof zal daarom bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering in de onderhavige zaak ten hoogste kan worden gevorderd indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt.
Het hof hanteert, overeenkomstig de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde uitgangspunten, bij de berekening van de duur van deze gijzeling voor elke volle € 50,00 van de betalingsverplichting één dag. De maximale duur van de gijzeling bedraagt ingevolge artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht drie jaren.
Gelet op de hoogte van de op te leggen betalingsverplichting zal het hof mitsdien de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd hierna bepalen op 400 dagen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 27.134,05 (zevenentwintigduizend honderdvierendertig euro en vijf cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 400 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter,
mr. H.A.T.G. Koning en mr. L. Feraaune, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 21 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.A.A.M. Pfeil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.