In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor belaging van een slachtoffer, waarbij hij stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De verdachte had in de periode van 16 maart 2020 tot en met 13 november 2020 herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, ondanks dat deze had aangegeven hier niet van gediend te zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door onder andere het versturen van ongewenste berichten en het lastigvallen van het slachtoffer. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de belaging. De verdachte heeft een autismespectrumstoornis, wat mogelijk invloed heeft gehad op zijn gedrag, maar dit heeft het hof niet weerhouden van het opleggen van een straf. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht.