ECLI:NL:GHSHE:2025:501

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
20-001348-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, waarbij hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 100 uren opgelegd kreeg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en betwist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 november 2023 in Tilburg cocaïne en heroïne heeft verkocht en vervoerd. Het hof heeft de verklaringen van de getuige [medeverdachte] als geloofwaardig beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Tevens zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een personenauto en een Samsung-telefoon, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001348-24
Uitspraak : 24 februari 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 mei 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-055491-24, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat telkens gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter een inbeslaggenomen auto verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de inbeslaggenomen personenauto zal verbeurdverklaren. Voor wat betreft twee onder de verdachte inbeslaggenomen telefoons, waarover in eerste aanleg nog niet was beslist, heeft de advocaat-generaal gevorderd de Samsung verbeurd te verklaren en de iPhone terug te geven aan de verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het beslag op de personenauto heeft de raadsman primair verzocht dat deze teruggegeven wordt aan de ex-partner van de verdachte. Subsidiair is verzocht om, indien de personenauto verbeurd wordt verklaard, toepassing te gegeven aan het bepaalde in artikel 33c Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de beslissing op het beslag van de Samsung-telefoon heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en ten aanzien van de beslissing op het beslag van de iPhone heeft de raadsman bepleit dat deze geretourneerd moet worden aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [medeverdachte] ongeveer 0,5 gram cocaïne, althans een of meer handels-/gebruikershoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 12,06 gram (netto) cocaïne (in tankdop) en/of ongeveer 0,5 gram cocaïne (verkochte/verstrekte hoeveelheid), in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 3,1 gram (netto) heroïne (in tankdop), in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 november 2023 te Tilburg opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt aan [medeverdachte] ongeveer 0,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 14 november 2023 te Tilburg opzettelijk heeft vervoerd
- ongeveer 12,06 gram (netto) (in tankdop) en ongeveer 0,5 gram (verkochte/verstrekte hoeveelheid) van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 3,1 gram (netto) (in tankdop) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 het volgende naar voren gebracht. De verklaring van getuige [medeverdachte] is onvoldoende geloofwaardig om een bewezenverklaring op te baseren. Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat hij cocaïne had gekocht voor 20 Euro terwijl onder de verdachte die hem volgens de politie die cocaïne zou hebben verkocht, geen geld is aangetroffen. Ook is onder [medeverdachte] geen cocaïne aangetroffen, met dien verstande dat slechts een kleine hoeveelheid cocaïne is aangetroffen in een gripzakje naast twee lege gripzakjes en de vraag is dan ook of dat dan zakjes zijn die door de verdachte aan hem zijn verstrekt. Daarbij komt dat uit het dossier niet duidelijk wordt hoeveel gripzakjes [medeverdachte] nu daadwerkelijk onder zich had, omdat hierover verschillend is gerelateerd. Er wordt zowel over twee als over drie zakjes die bij [medeverdachte] zijn aangetroffen gerelateerd. Tot slot verdient aandacht dat het directe gebruik door [medeverdachte] van de cocaïne niet strookt met de bevindingen van de politie, nu de politie [medeverdachte] continu in beeld heeft gehad en hij direct door de politie is afgevangen, zonder dat is waargenomen dat [medeverdachte] intussen zou hebben gebruikt. [medeverdachte] ’s verklaring biedt mitsdien onvoldoende steun voor het bewijs dat het de verdachte is geweest die aan [medeverdachte] cocaïne heeft verstrekt. Ten aanzien van feit 2 is naar voren gebracht dat de verdachte weliswaar feitelijk beschikte over de verdovende middelen in de auto waarin hij reed, maar hij geen wetenschap had van die aanwezigheid. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van niets wist en dat het bij gebrek aan diens DNA of dacty op de verdovende middelen niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier het navolgende vast.
In de namiddag van 14 november 2023 zag de politie de verdachte rijden in een personenauto, een grijze Opel Corsa, kenteken [kenteken] , waarvoor een aandachtsvestiging gold, inhoudende dat wanneer opnieuw vanuit dit voertuig zou worden gedeald, het voertuig in beslag kon worden genomen. De auto bevond zich op een locatie in Tilburg die sinds jaar en dag bekend staat als plek waar gebruikers hun drugs ontvangen. De politie besloot daarop de auto te volgen. Op enig moment stapte de latere getuige [medeverdachte] als bijrijder in de auto. Dit was ter hoogte van een bushalte. De auto reed daarna weg, parkeerde direct op een parkeerplaats en reed binnen één minuut weer weg, waarna de auto weer stopte bij de bushalte, alwaar [medeverdachte] uitstapte.
[medeverdachte] werd staandegehouden en direct gehoord. [medeverdachte] verklaarde dat hij drugs had gekocht, ongeveer 0,5 gram cocaïne, voor € 20,00 bij een jongen, dat hij met deze jongen had afgesproken bij de bushalte, dat deze jongen het zakje al klaar had in zijn hand, dat hij al ongeveer 4 à 5 jaar drugs bij deze jongen koopt en dat hij de drugs meteen had gebruikt. Ook liet [medeverdachte] op zijn telefoon het telefoonnummer zien dat hij had gebeld om de drugs te kopen. Dit telefoonnummer betrof: [telefoonnummer] en uit het logboek van de telefoon bleek dat [medeverdachte] vaker contact had met dit nummer.
Hierna werd de verdachte aangehouden en werd de personenauto waarin de verdachte reed, doorzocht. Achter de tankdop werd een zwarte sok aangetroffen. Deze sok bevatte een boterhamzakje met daarin ongeveer 50 gripzakjes met wit en bruin poeder. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut wees uit dat in deze gripzakjes de bewezenverklaarde harddrugs zaten.
In de auto waarin de verdachte reed werd tussen de bijrijdersstoel en de handrem ook een zwarte Samsung-telefoon aangetroffen. Deze Samsung ging over toen de politie het nummer [telefoonnummer] , volgens [medeverdachte] toebehorende aan zijn dealer, belde. Bij onderzoek aan de Samsung-telefoon werden berichten aangetroffen die wijzen op handel in verdovende middelen door de gebruiker van die telefoon.
Ter zake van feit 1
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [medeverdachte] , nu deze op relevante punten wordt ondersteund door de bevindingen van diverse bij deze zaak betrokken verbalisanten. Zo blijkt het nummer in zijn telefoon dat hij toeschrijft aan zijn dealer het nummer dat is gekoppeld aan (de simkaart in) de Samsung-telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen. Voorts zijn onder [medeverdachte] twee dan wel drie gripzakjes aangetroffen met daarin restjes wit poeder en een (restant)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. Dat het gebruik door [medeverdachte] niet door de politie is waargenomen, althans die waarneming niet met zoveel woorden is gerelateerd, doet allerminst af aan zijn verklaring dat hij -naar eigen zeggen- ‘net’ en aldus op enig moment tussen de verstrekking en zijn staandehouding heeft gebruikt. Evenmin raakt de discrepantie tussen het aantal onder hem aangetroffen gripzakjes van twee respectievelijk drie zakjes in de diverse opgemaakte processen-verbaal aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Zijn verklaring draagt mitsdien onverkort bij aan het bewijs. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ter zake van feit 2
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk vervoeren van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder B van de Opiumwet is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard, en dat die verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden, inhoudende dat hij daar als verdachte feitelijke macht over kan uitoefenen in de zin dat hij daarover beschikkingsmacht had.
Over de beschikkingsmacht bestaat geen discussie in die zin dat vast staat dat de verdovende middelen zich in de auto die de verdachte bestuurde, bevonden. De verdovende middelen bevonden zich in zijn machtssfeer en hij kon daarover de feitelijke macht uitoefenen. Betwist wordt evenwel dat de verdachte wist dat die verdovende middelen zich achter de tankdop bevonden. Die betwisting acht het hof niet geloofwaardig. Niet alleen is sprake is van bovengenoemde omstandigheden waarin de verdachte het strafrechtelijke verwijt treft dat hij kort voor zijn aanhouding harddrugs heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt aan [medeverdachte] , maar bovenal blijkt uit politiebevindingen dat de klep waarachter zich de tankdop met de sok bevond, automatisch werd vergrendeld zodra het voertuig werd vergrendeld (zie pagina 6 van het politiedossier). Dit betekent dat niet zomaar iedereen toegang had tot die plek, maar dat louter degene die de auto gebruikte, die klep kon bedienen. Dit betreft de verdachte. Dat dit anders zou zijn en dat bijvoorbeeld zijn ex-echtgenote voor de aanwezigheid van die drugs verantwoordelijk moet worden gehouden, daarvoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen ter zake van feit 1 is dat bovendien ook alles behalve aannemelijk. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat die harddrugs daar door de verdachte zijn verstopt, waarmee zijn wetenschap is gegeven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De advocaat-generaal heeft verzocht om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis
De raadsman van de verdachte heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten en geen voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van een materiaal bevattende cocaïne en het vervoeren van materialen bevattende cocaïne en heroïne. Uit het dossier blijkt dat de verdachte met een handelshoeveelheid harddrugs onderweg was en op afspraak harddrugs leverde. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de illegale handel in verdovende middelen, die doorgaans gedreven wordt door criminele organisaties en gepaard kan gaan met andere vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs – en harddrugs in het bijzonder – grote gezondheidsrisico’s voor de gebruikers met zich brengt. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 28 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit volgt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte is gescheiden, dat hij noodgedwongen bij zijn ex-partner woont en dat hij bezig is met het verkrijgen van een uitkering.
Het hof heeft bij de bepaling van de straf voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn weerslag heeft gevonden. Het oriëntatiepunt voor overtreding van artikel 2 onder B van de Opiumwet geeft als indicatie bij een gewicht tussen de 10 en 50 gram een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Nu enerzijds sprake is van de handel en anderzijds sprake is van het vervoeren van de handelsvoorraad bestaande uit twee soorten harddrugs, acht het hof het aangewezen om aan de verdachte, naast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur op te leggen als stok achter de deur.
Alles afwegende acht het hof met de politierechter en de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij gelegenheid van het politieonderzoek onder de verdachte een personenauto, een Samsung-telefoon en iPhone in beslag zijn genomen en hierover nog een beslissing dient te worden genomen.
Personenauto en Samsung-telefoon
Naar het oordeel van het hof staat vast dat met behulp van de inbeslaggenomen personenauto, een grijze Opel Corsa, kenteken [kenteken] , het onder feit 1 bewezenverklaarde feit is begaan en voorts ook feit 2 met betrekking tot deze auto is begaan. Hoewel deze personenauto volgens het verhandelde ter terechtzitting in eigendom toebehoort aan de ex-partner van de verdachte kan deze worden verbeurdverklaard indien zijn ex-partner met het gebruik of de bestemming van die personenauto door de verdachte in verband met het strafbare feit bekend was dan wel zij dat gebruik of die bestemming van die personenauto door hem redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Uit het politiedossier (dossierpagina 27) blijkt dat de politie zowel de verdachte als zijn ex-partner [betrokkene] op 23 februari 2023, circa elf maanden voor de pleegdatum, heeft gewaarschuwd dat het voertuig in beslag genomen zou worden ter verbeurdverklaring bij een volgende constatering van drugs dealen uit genoemd voertuig. Blijkens het politiedossier, mutatierapport d.d. 23 februari 2023 ziet die waarschuwing op de onderhavige personenauto, Opel Corsa-E, kleur grijs, kenteken [kenteken] , chassisnummer [chassisnummer] , bouwjaar 2016. Vaststaat thans dat de verdachte zich op 14 november 2023 schuldig heeft gemaakt aan het dealen en vervoeren van drugs vanuit/in deze auto.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte de auto gebruikte, mag de ex-partner worden verondersteld daarvan wetenschap te hebben gehad en daarbij heeft zij alsdan op de koop toegenomen dat de verdachte zich aan het bewezenverklaarde zou schuldig maken. Voor zover zij hiervan geen wetenschap heeft gehad, treft haar het verwijt dat zij onvoldoende voorzorgmaatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat de verdachte de auto zou gebruiken teneinde daarmee Opiumwetgerelateerde feiten te plegen. Daarbij zij opgemerkt dat uit het politiedossier (dossierpagina 102) blijkt dat het de verdachte zou zijn die de auto steeds gebruikte en dat de tenaamgestelde deze ‘zelfde’ (het hof begrijpt: ‘zelden’) gebruikte.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat deze personenauto, die aldus vatbaar is voor verbeurdverklaring, dient te worden verbeurdverklaard.
Voor wat betreft de Samsung-telefoon stelt het hof vast dat ook deze vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat het een voorwerp betreft dat aan de verdachte toebehoort en met behulp waarvan het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht dat, ingeval het hof mocht besluiten om voormelde personenauto verbeurd te verklaren, het hof op grond van artikel 33c Wetboek van Strafrecht aan de ex-partner van de verdachte een geldelijke tegemoetkoming zal toekennen, nu de ex-partner van de verdachte onevenredig zwaar wordt getroffen door een verbeurdverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals hiervoor besproken treft de ex-partner een verwijt, hierin bestaande dat zij de verdachte heeft toegestaan, ondanks de waarschuwing, haar auto te gebruiken met alle gevolgen van dien dan wel onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen ter voorkoming van dat gebruik. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof geen sprake van een onevenredig treffen van de ex-partner en mitsdien geen ruimte voor een vergoeding
iPhone
Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag op de iPhone, zal het hof de teruggave daarvan gelasten aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt de
verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK personenauto (Omschrijving: PL2000-2023290779-G2262937, grijs, merk: Opel, chassisnr: [chassisnummer] , bouwjaar 2016);
  • 1 STK Samsung Galaxy A14 SM-A145R/DSN (goednummer PL2000-2023290779-2658604).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Apple iPhone 12 mini A2399 (goednummer PL2000-2023290779-265862).
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 24 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.