ECLI:NL:GHSHE:2025:502

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
20-001663-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, met lichamelijk letsel als gevolg. De politierechter had ook een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een andere straf. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 18 april 2022 in Zevenbergen openlijk geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij, waarbij hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €239,35 toegewezen, met wettelijke rente. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001663-23
Uitspraak : 24 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 juni 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-064200-23, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft’, de verdachte strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak pleit.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2022 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Huizersdijk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen, en/of
- op/tegen het lichaam te trappen en/of schoppen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2022 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, openlijk, te weten aan de Huizersdijk, en op een voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- in/op het gezicht en het hoofd en het lichaam te slaan en/of stompen, en
- tegen het lichaam te trappen en/of schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat er weliswaar wettig bewijs voorhanden is, doch dat de overtuiging niet daarop kan worden gebaseerd. In dat verband heeft de raadsman gewezen op de verschillende en uiteenlopende verklaringen die getuige [getuige] , laatstelijk ter terechtzitting in hoger beroep, heeft afgelegd. Op basis van het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting kan volgens de raadsman eenduidig worden vastgesteld wie het letsel jegens aangever [slachtoffer] heeft toegepast.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van het politiedossier alsmede op basis van zowel het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg als dat in hoger beroep staat vast dat op 18 april 2022 op de Huizersdijk in Zevenbergen geweld is toegepast jegens aangever [slachtoffer] . Dit geweld vond plaats nadat de verdachte het nodig vond om met ter plaatse opgeroepen versterking de confrontatie met aangever aan te gaan nadat hij kort tevoren met aangever in discussie was geraakt over zijn, verdachtes, rijgedrag. Volgens de verdachte was hij in die discussie zijn petje kwijtgeraakt en achtte hij versterking nodig om zijn petje van aangever terug te krijgen. Dat het jegens aangever toegepaste geweld plaatsvond op de openbare weg staat niet ter discussie. Wat wel ter discussie staat, is of de verdachte bij het toepassen van dit geweld samen met een of meer anderen betrokken was en of hij zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens aangever. Hoewel de verdachte iedere betrokkenheid ontkent, met uitzondering van zijn aanwezigheid ter plaatse en enige vorm van stemverheffing en hij zegt niet te weten wie die personen waren die geweld tegen aangever hebben toegepast, is het hof van oordeel dat die vraag op basis van de gebezigde bewijsmiddelen bevestigend dient te worden beantwoord. De verdachte was bij deze openlijke geweldpleging als een van de daders betrokken in die zin dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage leverde, die meer omvatte dan het louter daarbij aanwezig zijn en mitsdien is hier sprake van openlijk in vereniging gepleegd geweld. Of het de verdachte was die daarbij (mede) het op de foto’s bij aangever zichtbare fysieke letsel heeft toegebracht, wordt hem in de tenlastelegging niet verweten. Zulks laat evenwel onverlet dat dat letsel een gevolg is van het openlijke geweld waarvoor de verdachte mede strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden.
Voor wat betreft de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige] die hij na het voorval op 7 juni 2022 en 3 maart 2023 tegenover de politie heeft afgelegd. Die verklaringen van getuige [getuige] staan niet op zichzelf, maar bevestigen de verklaringen van aangever [slachtoffer] op relevante onderdelen. Diens aangifte en aanvullende verklaring vinden voorts bevestiging in de foto’s van zijn letsel die in aanwezigheid van de ter plaatse opgeroepen politie zijn gemaakt alsmede in de filmpjes die een beeld geven van hetgeen aan de openlijke geweldpleging voorafging en de hoeveelheid personen die de verdachte is komen versterken. Dat getuige [getuige] ter terechtzitting in hoger beroep zich het incident, de eerdere telefonische verhoren dan wel de exacte inhoud van zijn eerder afgelegde verklaringen niet goed kan herinneren, doet geen afbreuk aan de inhoud of betrouwbaarheid van die eerdere door hem afgelegde verklaringen. Aan de gebezigde bewijsmiddelen komt mitsdien overtuigende bewijskracht toe, terwijl het scenario van de verdachte dat hij de groep louter in getal zou hebben versterkt, zijn bijdrage beperkt is gebleven tot stemverheffing en hij geen idee heeft wie dan wel het geweld heeft toegepast, allerminst overtuigt. Daarbij kan overigens niet onvermeld blijven dat de verdachte in de loop der tijd tegenstrijdig heeft verklaard, hetgeen eveneens afbreuk doet aan diens geloofwaardigheid. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen aangever [slachtoffer] . Een vorm van zinloos geweld, nu hiervoor geen noemenswaardige aanleiding valt te geven. Het was de verdachte om zijn petje te doen, zo wil hij het hof doen geloven, terwijl hij naar eigen zeggen niet eens om zijn petje heeft gevraagd, maar meteen is overgegaan tot het optrommelen van een -naar achteraf niet anders kan worden geconcludeerd- knokploeg waaraan hij zelf deelnam. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en in het algemeen veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust, angst en onveiligheid bij slachtoffers. Dit incident heeft openlijk plaatsgevonden op een voor eenieder toegankelijke dijk, waardoor personen ongewild getuige kunnen zijn geweest van (een deel van) het gepleegde geweld. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 28 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij werkt als zelfstandige, dat hij een goed inkomen geniet en dat hij op zichzelf woont.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 239,35 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende posten:
onderzoek podotherapeut € 68,30
therapie vorming onbelast € 22,00
consult € 39,50
zolen € 109,55.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen tot een totaalbedrag van € 239,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 239,35. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Hoofdelijkheid mededaders
Tot vergoeding van de schade zijn naast de verdachte ook de mededaders gehouden. Zij zijn derhalve hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade. Indien en voor zover een van hen (een deel van) deze schade betaalt, zal ook de ander daardoor zijn bevrijd van zijn betalingsverplichting.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 (factuurdatum schadeposten), zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 239,35. De verdachte en de mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte en de mededaders de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen tot een bedrag van € 239,35, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 239,35 (tweehonderdnegenendertig euro en vijfendertig cent), als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de hoofdelijke verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 239,35 (tweehonderdnegenendertig euro en vijfendertig cent)als materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 4 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 24 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.