ECLI:NL:GHSHE:2025:510

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
20-001031-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting door middel van babbeltruc en WhatsApp-fraude

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren voor het medeplegen van oplichting. De oplichting vond plaats op 27 oktober 2022, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich voordeden als bankmedewerkers om een 82-jarige vrouw te misleiden. Ze belden haar en gaven aan dat er een probleem was met haar bankpas, waarna ze haar pinpas en pincode afhandig maakten. De verdachte werd herkend op camerabeelden van een pinautomaat waar met de gestolen pinpas geld werd gepind. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair tenlastegelegde en vernietigde het eerdere vonnis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Het hof weigerde een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001031-24
Uitspraak : 24 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 10 april 2024, in de strafzaak met parketnummer
03-041953-24, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
met als -ter terechtzitting opgegeven- postadres:
[adres] ,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van oplichting’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter bijzondere voorwaarden verbonden, te weten een meldplicht bij de reclassering en -kort gezegd- het zich houden aan aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan het volgen van een gedragsinterventie, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en/of daaruit voortvloeiende ambulante behandeling.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Blitterswijck, gemeente Venray, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten afgifte van een geldbedrag en/of haar bankpas en/of bijbehorende pincode, door
- voornoemd persoon telefonisch te benaderen en/of
- zich voor te doen als een medewerker van de bank en/of
- aan te geven dat hij in contact staat met de Rabobank en/of
- aan te geven dat er geld is gepind met de bankpas van voornoemd persoon en dat dit aan haar bankpas lag en/of
- aan te geven dat er iemand langskomt om de bankpas op te halen en dat ze op een later moment een nieuwe bankpas zou krijgen en/of
- een geldbedrag te pinnen met de door [benadeelde] afgegeven bankpas en/of een geldbedrag van [benadeelde] over te maken naar de bankrekening van [medeverdachte] ;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 27 oktober 2022 te Meerlo, gemeente Horst aan de Maas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van € 1.200 heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door een (pin)transactie uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van voornoemde persoon en de aan die pas gekoppelde pincode.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 27 oktober 2022 te Blitterswijck, gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een of meer anderen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van haar bankpas en bijbehorende pincode, door
- voornoemd persoon telefonisch te benaderen en/of
- zich voor te doen als een medewerker van de bank en/of
- aan te geven dat hij in contact staat met de Rabobank en/of
- aan te geven dat er geld is gepind met de bankpas van voornoemd persoon en dat dit aan haar bankpas lag en/of
- aan te geven dat er iemand langskomt om de bankpas op te halen en dat ze op een later moment een nieuwe bankpas zou krijgen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe is aangevoerd dat het door aangeefster [benadeelde] opgegeven signalement van de man die bij haar in de woning kwam te algemeen is om op basis daarvan te kunnen concluderen dat het de verdachte betrof. Voorts is er sprake van mogelijke gelijkenissen, maar ook daaruit kan niet worden afgeleid dat het de verdachte betrof. Op de camerabeelden van de persoon bij de pinautomaat is slechts een beperkt deel van het gezicht te zien alsmede de vingers van die persoon, waardoor slechts beperkt gelijkenissen zouden kunnen worden vastgesteld, maar die zijn onvoldoende voor een herkenning van de verdachte, nu niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de verdachte kan worden herkend op de camerabeelden van de pinautomaat. De belastende verklaring van [medeverdachte] staat op zichzelf, nu er geen nader onderzoek is gedaan naar zijn verhaal omtrent scooteronderdelen en het daarmee gemoeide bedrag, terwijl de verdachte de door [medeverdachte] geschetste gang van zaken betwist evenals de door hem overgelegde Snapchatberichten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het politiedossier blijkt het volgende.
Op 27 oktober 2022 werd de 82-jarige aangeefster [benadeelde] op haar vaste telefoonlijn gebeld. Ze dacht een medewerker van de bank aan de lijn te hebben, die haar informeerde over een pintransactie van € 1.200,00 met haar pinpas, dat het aan haar pas lag en dat haar pas vervangen moest worden. Tijdens dit telefoongesprek meldde zich, zoals werd aangekondigd, binnen enkele minuten iemand aan de voordeur, die de pinpas van aangeefster in ontvangst nam en weer vertrok. Omdat aangeefster vervolgens -nog steeds aan de telefoon- desgevraagd bevestigde dat zij haar pincode bij de nieuwe pas wilde behouden, gaf zij telefonisch ook nog haar pincode door. Volgens de aangifte vond dit alles plaats tussen 11:52 uur en 12:37. Met haar pinpas werd vervolgens kort daarna diezelfde middag om 12:26 uur een bedrag van € 1.200,00 gepind in Meerlo en om 12:37 uur werd een bedrag van € 1.500,00 overgeboekt naar de rekening van [medeverdachte] .
[medeverdachte] is door de politie als verdachte verhoord en verklaarde kort samengevat dat de verdachte geld zou overmaken naar [medeverdachte] ’s rekening. Op een gegeven moment werd
€ 1.500,00 bijgeschreven op [medeverdachte] ’s rekening, waarna de verdachte zou hebben gezegd dat [medeverdachte] dat geld zo snel mogelijk moest pinnen. Het pinnen is [medeverdachte] niet gelukt, omdat zijn bankrekening inmiddels bleek geblokkeerd, waarna de verdachte hem via Snapchat bleef benaderen voor het geld. Van die Snapchatberichten die over en weer zouden zijn gestuurd toentertijd heeft [medeverdachte] printscreens ter beschikking gesteld. Het hof heeft geen enkele aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van de inhoud van die berichten, ook al ontkent verdachte die berichten te hebben gestuurd.
Het hof twijfelt niet aan de verklaring van [medeverdachte] , noch aan de Snapchatbericht, nu de verdachte op zijn beurt heeft verklaard dat hij [medeverdachte] kent. Bij de politie verklaarde de verdachte op de vraag wat zij zoal samen ondernamen: “
Ik weet alleen dat hij toen met die pasjes, dan was ik met hem, dan waren we aan het rijden ofzo.” En op de vraag van de politie welke rol [medeverdachte] bij het oplichten van het slachtoffer in Blitterswijck had, verklaarde de verdachte: “
Ik weet dat hij toen een keer mijn rijder is geweest.” Dit bevestigt dat de verdachte en [medeverdachte] toentertijd met elkaar omgingen. Voor de stelling dat [medeverdachte] die Snapchatberichten in elkaar zou hebben geknutseld, louter om zichzelf te ontlasten en de verdachte te belasten, ontbreekt ieder begin van aannemelijkheid.
Dan de pintransactie die in Meerlo plaatsvond, volgens Google Maps op zo’n kleine 3 kilometer van de woning van aangeefster en op zo’n 4 minuten rijden met een auto.
Van die pintransactie in Meerlo zijn camerabeelden opgevraagd. Op (stills van) die camerabeelden van de pinautomaat was een blanke man met donkerkleurig haar te zien. De man droeg een zonnebril, broek, een shirt en een jas met capuchon en schoenen. De capuchon droeg de man over zijn hoofd. Voorafgaande en tijdens het pinnen hield deze man een telefoon in zijn hand.
Deze man is door verbalisant [verbalisant] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid herkend als zijnde de verdachte, tevens zijnde degene die voornoemd geldbedrag van € 1.200,00heeft gepind. Het hof acht deze herkenning door verbalisant [verbalisant] betrouwbaar. Ook het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat de persoon op (de stills van) de camerabeelden (dossierpagina 15 e.v.) treffende gelijkenissen vertoont met de ter terechtzitting verschenen verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op de leeftijd van de man die correspondeert met die van de verdachte, de vorm van de neus die gelijkenis vertoont met die van de verdachte, de vorm van het filtrum die gelijkenis vertoont met die van de verdachte en de gezichtsbeharing die qua groeiwijze gelijkenis vertoont met die van de verdachte. Tevens is het hof gebleken dat de man op de beelden opvallend lange, dunne vingers heeft en dat de verdachte eveneens lange dunne vingers, althans bepaald geen korte vingers, heeft.
Hoewel de verdachte bij hoog en bij laag iedere betrokkenheid ontkent, volgt het hof het oordeel van de politierechter dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij deze oplichting. Zeer korte tijd nadat aangeefster met een kletsverhaal haar pinpas en pincode afhandig waren gemaakt, was het de verdachte die met een telefoon in zijn hand alsof hij deze gebruikt met de pinpas van aangeefster zo’n 3 kilometer verderop een substantieel geldbedrag van haar rekening heeft gepind. Bij de daaropvolgende overboeking 11 minuten later was de verdachte wederom betrokken, getuige de verklaring van [medeverdachte] . Anders dan de verdediging stelt, staat die belastende verklaring niet op zichzelf, nu de verdachte zelf heeft verklaard deze [medeverdachte] te kennen en de verdachte, gevraagd naar deze zaak, zelf een verband legt tussen [medeverdachte] , pasjes en het samen rondrijden. De hele gang van zaken waarbij een man aangeefster belde, een andere man bij aangeefster het pasje ophaalde en het de verdachte was die meteen daarop geld van haar rekening pinde, waarna ook nog geld werd overgeschreven naar [medeverdachte] en de verdachte vervolgens op dat geld bij [medeverdachte] aasde, duidt op een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, waarbij de verdachte een prominente rol innam. Dat geen onderzoek is gedaan naar het verhaal van [medeverdachte] over scooteronderdelen moge zo zijn, maar dat doet allerminst iets af aan de feiten en omstandigheden zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid. Het is niet [medeverdachte] die terechtstaat, maar de verdachte, die tegen beter weten in, zoals uit de hiervoor weergeven overwegingen blijkt, iedere betrokkenheid ontkent.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van oplichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met zijn mededader(s), schuldig heeft gemaakt aan oplichting van een hoogbejaarde vrouw. Met een gewiekste babbeltruc hebben de verdachte en zijn mededader(s) de pinpas en pincode afhandig gemaakt door zich voor te doen als bankmedewerkers. Vervolgens is met de pinpas en pincode geld gepind, waarbij de verdachte werd herkend als degene die bij de pinautomaat het geld van de rekening haalde. Dit betreft een ernstig feit dat naast financiële schade ook gevoelens van onmacht en onveiligheid bij slachtoffers teweegbrengt en het vertrouwen in de medemens alsmede in het bankwezen schaadt. Door zijn handelswijze heeft de verdachte bijgedragen aan deze nadelige gevolgen. De verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad en zich slechts laten leiden door eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 28 november 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte waaruit volgt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies van 22 maart 2024, waarin kort samengevat het volgende wordt geconcludeerd. De verdachte komt van ver, heeft veel meegemaakt in zijn jeugd en kwam er op een gegeven moment helemaal alleen voor te staan toen zijn familie afstand van hem nam. Een vaste verblijfplaats ontbrak en makkelijk geld verdienen door het plegen van strafbare feiten vergelijkbaar met het onderhavige werd als enige mogelijkheid gezien. Van beschermende factoren was geen sprake. Nu acht de reclassering de situatie van de verdachte op veel vlakken nog instabiel: zo heeft de verdachte geen structurele dagbesteding, heeft hij schulden en heeft hij last van bedreigingen en mishandelingen van de groep die zich met vergelijkbare praktijken bezighield. De verdachte lijkt inmiddels oprecht zijn leven een andere wending te willen geven en dat beeld wordt bevestigd door zijn begeleiding van Stichting Maatschappelijke Opvang. Beschermende factoren ontbreken onverkort en de indruk bestaat dat de verdachte nog te leren heeft om traumatische gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven, probleemsituaties adequaat aan te pakken om recidive, waarbij de recidivekans wordt ingeschat op gemiddeld, in de toekomst te verkleinen/voorkomen. Een reclasseringstraject zou de verdachte kunnen ondersteunen hem toe te leiden naar de juiste hulpverlening hiervoor.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het zich houden aan aanwijzingen, ook als
die inhouden meewerken aan een het volgen van een gedragsinterventie,
verdiepingsdiagnostiek en/of een daaruit voortvloeiende ambulante behandeling.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij geen werk meer heeft en dat hij aan het solliciteren is. Op de vraag of de verdachte in geval van een veroordeling bemoeienis van de reclassering zou wensen, heeft hij ontkennend geantwoord. De verdachte was ter terechtzitting in hoger beroep overigens weinig spraakzaam over zijn privé-omstandigheden en leek vooral het standpunt in te nemen dat het hof geen interesse hoeft te tonen voor zijn privé, omdat hem geen enkel verwijt treft in deze zaak.
Het hof is daarentegen van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Nu iedere intrinsieke motivatie voor een reclasseringstoezicht lijkt te ontbreken en ook zijdens de verdediging desondanks niet is verzocht te beslissen overeenkomstig het reclasseringsadvies, acht het hof geen termen aanwezig een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits , griffier,
en op 24 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.