ECLI:NL:GHSHE:2025:557

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
20-001061-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid en feitelijke aanranding van de eerbaarheid door een tennisleraar

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, een tennisleraar, was eerder veroordeeld voor poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid en feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee minderjarige pupillen. De zaak betreft ernstige beschuldigingen waarbij de verdachte de minderjarigen onder druk heeft gezet om ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf, en de benadeelde partijen hadden schadevergoeding geëist. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de slachtoffers en getuigen heeft gewogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en de vertrouwensband met de slachtoffers. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor een deel van de vrijspraak en het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, met een aangepaste straf van 120 uren taakstraf, waarvan 60 uren voorwaardelijk. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van € 500,00 per slachtoffer aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001061-23
Uitspraak : 25 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 april 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-062024-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde partieel vrijgesproken en tevens van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van ‘poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, begaan tegen een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige’ (het onder 1 primair tenlastegelegde) en ‘feitelijke aanranding van de eerbaarheid’ (het onder 2 primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het meer gevorderde, met daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Hoewel in de akte hoger beroep d.d. 13 april 2023 staat vermeld dat namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het eindvonnis volgt uit de schriftelijke volmacht d.d. 13 april 2023 dat de vrijspraak ter zake van feit 3 uitdrukkelijk wordt uitgesloten van het hoger beroep. Het hoger beroep is vervolgens bij akte partiële intrekking hoger beroep d.d. 16 mei 2024 ingetrokken ten aanzien van feit 3. Gelet hierop richt het hoger beroep zich aldus niet tegen de vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3 primair en subsidiair. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de partiële vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde een beschermde vrijspraak betreft en de advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor het overige integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de partiële vrijspraak van het onder 2 primair tenlastegelegde een beschermde vrijspraak betreft. Met betrekking tot hetgeen overig ten laste is gelegd heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de verdediging primair bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair dat het hof het toe te wijzen bedrag zal matigen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de verdediging primair (in verband met de bepleite vrijspraak) en subsidiair (in verband met de omstandigheid dat het gestelde leed onvoldoende onderbouwd is) gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is beperkt ingesteld, met dien verstande dat het hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde onder 3 primair en subsidiair, en richt zich aldus mede tegen de partiële vrijspraak van de onder 2 primair tenlastegelegde pleegperiode voor zover deze verder reikt dan ‘op 22 februari 2020’ en de overige gedachtestreepjes voor zover die handelingen niet zouden hebben plaatsgevonden op 22 februari 2020. Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat deze partiële vrijspraak is aan te merken als een zogenaamde beschermde vrijspraak. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover thans nog aan de orde, worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en tevens omdat het hof zich op meerdere onderdelen niet met het beroepen vonnis kan verenigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het
- masturberen (voor een in werking gestelde camera) en/of
- masturberen in het bijzijn van hem, verdachte, en/of
- samen met hem, verdachte, douchen,
doordat hij meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (heel dicht) bij die [slachtoffer 1] is gaan en/of blijven staan en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of deze zich af wilde trekken en/of of die [slachtoffer 1] daar foto’s en filmpjes van wilde maken en/of of die [slachtoffer 1] zich af wilde trekken in het bijzijn van hem, verdachte, en/of of die [slachtoffer 1] met hem, verdachte, samen wilde douchen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zich twee of drie keer per dag moest aftrekken en/of dat als die [slachtoffer 1] dat zou doen, die [slachtoffer 1] een boost zou krijgen en beter zou gaan tennissen en/of dat die [slachtoffer 1] zich moest aftrekken voordat hij ging slapen en/of
- de doucheruimte bij tennisvereniging [sportvereniging] heeft betreden, terwijl die [slachtoffer 1] daar stond te douchen en/of
- (via WhatsApp en/of Snapchat) een of meer chatbericht(en) naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd met daarin (de) woorden (van de strekking): “En je doet het ook hè, geen gezeik!” en/of “Echt boos gemaakt, afspraak maken en verzetten en dan vervolgens thuis komen en niet nakomen en mij laten wachten. Dus ik maak er laatste poging van om te shinen jongen! Douche op de club doe je en bij mij ergens vanavond ik bij ben.” en/of “Okay. Maar dan wat je zou doen voor je ging slapen en gewoon mij laten wachten voor niks ..... Doe je dat dan. En bij mij erna ergens komt wel goed kijken we eventjes.” en/of “Ja dat is geen excuus toch? Jij met mij wat afspreekt en wacht tot half 2 ofzo en ik zeg ja klopt maar was vergeten zat niet meer op de telefoon. Toch ook niet echt leuk? Snap je toch wel hoop ik.” en/of “Mij blind vertrouwen, dat weet je.” en/of “Vergeet je douchespullen niet!” en/of “Ik al komen douchen, of vind je dat nog te spannend.” en/of “Je doet het maar tussen 9 en 11.” en/of
- (telkens) als die [slachtoffer 1] niet op zijn, verdachtes, chatberichten reageerde, naar die [slachtoffer 1] heeft gebeld (ook midden in de nacht) en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd hoe hij masturbeerde en/of hoe lang en/of
- aan die [slachtoffer 1] tips heeft gegeven m.b.t. het masturberen en/of (via chatberichten) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe het met twee vingers of gebruik je hele hand” en/of
- (daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van het psychisch en/of lichamelijk overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] (o.a. gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] ) had en/of
- (daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 1] , op die [slachtoffer 1] had en/of (in die hoedanigheid) misbruik heeft gemaakt van de gezagsverhouding die hij (dientengevolge) ten aanzien van die [slachtoffer 1] had en/of van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 1] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 1] , die (daardoor) in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen, te weten het
- masturberen (voor een in werking gestelde camera) en/of
- masturberen in het bijzijn van hem, verdachte, en/of
- samen met hem, verdachte, douchen,
te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, doordat hij meermalen, althans eenmaal, (telkens),
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd en/of die [slachtoffer 1] heeft beloofd dat deze bij zijn, verdachtes, tennisschool een trainersopleiding kon gaan volgen en/of
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 1] , op die [slachtoffer 1] had en/of (in die hoedanigheid) misbruik heeft gemaakt van de gezagsverhouding die hij (dientengevolge) ten aanzien van die [slachtoffer 1] had en/of van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 1] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 1] , die (daardoor) in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan en/of (in zijn, verdachtes, hoedanigheid van tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 1] )
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of deze zich af wilde trekken en/of of die [slachtoffer 1] daar foto’s en filmpjes van wilde maken en/of of die [slachtoffer 1] zich af wilde trekken in het bijzijn van hem, verdachte, en/of of die [slachtoffer 1] met hem, verdachte, samen wilde douchen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zich twee of drie keer per dag moest aftrekken en/of dat als die [slachtoffer 1] dat zou doen, die [slachtoffer 1] een boost zou krijgen en beter zou gaan tennissen en/of dat die [slachtoffer 1] zich moest aftrekken voordat hij ging slapen en/of
- de doucheruimte bij tennisvereniging [sportvereniging] heeft betreden, terwijl die [slachtoffer 1] daar stond te douchen en/of
- (via WhatsApp en/of Snapchat) een of meer chatbericht(en) naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd met daarin (de) woorden (van de strekking): “En je doet het ook hè, geen gezeik!” en/of “Echt boos gemaakt, afspraak maken en verzetten en dan vervolgens thuis komen en niet nakomen en mij laten wachten. Dus ik maak er laatste poging van om te shinen jongen! Douche op de club doe je en bij mij ergens vanavond ik bij ben.” en/of “Okay. Maar dan wat je zou doen voor je ging slapen en gewoon mij laten wachten voor niks.. Doe je dat dan. En bij mij erna ergens komt wel goed kijken we eventjes.” en/of “Ja dat is geen excuus toch? Jij met mij wat afspreekt en wacht tot half 2 ofzo en ik zeg ja klopt maar was vergeten zat niet meer op de telefoon. Toch ook niet echt leuk? Snap je toch wel hoop ik.” en/of “Mij blind vertrouwen, dat weet je.” en/of “Vergeet je douchespullen niet!” en/of “Ik al komen douchen, of vind je dat nog te spannend.” en/of “Je doet het maar tussen 9 en 11.” en/of
- (telkens) als die [slachtoffer 1] niet op zijn, verdachtes, chatberichten reageerde, naar die [slachtoffer 1] heeft gebeld (ook midden in de nacht) en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd hoe hij masturbeerde en/of hoe lang en/of
- aan die [slachtoffer 1] tips heeft gegeven m.b.t. het masturberen en/of (via chatberichten) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe het met twee vingers of gebruik je hele hand.”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Brunssum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen derden, wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het
- masturberen (voor een in werking gestelde camera) en/of
- masturberen in het bijzijn van hem, verdachte, en/of
- samen met hem, verdachte, douchen,
doordat hij meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd en/of die [slachtoffer 1] heeft beloofd dat deze bij zijn, verdachtes, tennisschool een trainersopleiding kon gaan volgen en/of
- misbruik heeft gemaakt van het (psychisch en/of lichamelijk) overwicht dat hij, verdachte, (o.a. door het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] ) had en/of
- misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 1] , op die [slachtoffer 1] had en/of (in die hoedanigheid) misbruik heeft gemaakt van de gezagsverhouding die hij (dientengevolge) ten aanzien van die [slachtoffer 1] had en/of van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 1] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 1] , die (daardoor) in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan en/of (in zijn, verdachtes, hoedanigheid van tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 1] )
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of deze zich af wilde trekken en/of of die [slachtoffer 1] daar foto’s en filmpjes van wilde maken en/of of die [slachtoffer 1] zich af wilde trekken in het bijzijn van hem, verdachte, en/of of die [slachtoffer 1] met hem, verdachte, samen wilde douchen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zich twee of drie keer per dag moest aftrekken en/of dat als die [slachtoffer 1] dat zou doen, die [slachtoffer 1] een boost zou krijgen en beter zou gaan tennissen en/of dat die [slachtoffer 1] zich moest aftrekken voordat hij ging slapen en/of
- de doucheruimte bij tennisvereniging [sportvereniging] heeft betreden, terwijl die [slachtoffer 1] daar aan het douchen was en/of
- (via WhatsApp en/of Snapchat) een of meer chatbericht(en) naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd met daarin (de) woorden (van de strekking): “En je doet het ook hè, geen gezeik!” en/of “Echt boos gemaakt, afspraak maken en verzetten en dan vervolgens thuis komen en niet nakomen en mij laten wachten. Dus ik maak er laatste poging van om te shinen jongen! Douche op de club doe je en bij mij ergens vanavond ik bij ben.” en/of “Okay. Maar dan wat je zou doen voor je ging slapen en gewoon mij laten wachten voor niks.. Doe je dat dan. En bij mij erna ergens komt wel goed kijken we eventjes.” en/of “Ja dat is geen excuus toch? Jij met mij wat afspreekt en wacht tot half 2 ofzo en ik zeg ja klopt maar was vergeten zat niet meer op de telefoon. Toch ook niet echt leuk? Snap je toch wel hoop ik.” en/of “Mij blind vertrouwen, dat weet je.” en/of “Vergeet je douchespullen niet!” en/of “Ik al komen douchen, of vind je dat nog te spannend.” en/of “Je doet het maar tussen 9 en 11.” en/of
- (telkens) als die [slachtoffer 1] niet op zijn, verdachtes, chatberichten reageerde, naar die [slachtoffer 1] heeft gebeld (ook midden in de nacht) en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd hoe hij masturbeerde en/of hoe lang en/of
- aan die [slachtoffer 1] tips heeft gegeven m.b.t. het masturberen en/of (via chatberichten) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe het met twee vingers of gebruik je hele hand”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2020 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, hand(en) onder de rok, althans de kleding, van die [slachtoffer 2] en/of
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over en/of (blijven) knijpen in en/of tikken op/tegen de bil(len) van die [slachtoffer 2] ,
bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (heel dicht) bij en/of naast en/of tegen die [slachtoffer 2] (aan) is gaan en/of blijven staan en/of
- zijn, verdachtes, hoofd en/of mond naar en/of in de richting van en/of dicht bij het gezicht en/of het oor en/of over een schouder van die [slachtoffer 2] heeft bewogen en/of gebracht en/of
- aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Waar slaap je vanavond?” en/of “Kom je bij mij slapen, ik heb een lekker bedje, ik betaal de taxi, dan kun je met mij mee naar huis.” en/of “Jammer dat je een vriend hebt, want je weet hoe leuk deze avond had kunnen aflopen!” en/of
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij met haar in gesprek was) onverhoeds heeft gekust en/of
- zijn verdachtes hand(en) onverhoeds heeft gebracht onder de rok, althans de kleding, en/of op een heup van die [slachtoffer 2] en/of
- de bil(len) van die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of onverhoeds over de bil(len) van die [slachtoffer 2] heeft gewreven en/of onverhoeds in de bil(len) van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en/of
- (vervolgens) (constant) knijpende bewegingen in de bil(len) van die [slachtoffer 2] is blijven maken en/of is blijven knijpen in de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of
- (daarbij) misbruik heeft gemaakt van het psychisch en/of lichamelijk overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] (o.a. gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] ) had en/of
- (daarbij) misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer/instructeur van die [slachtoffer 2] , op die [slachtoffer 2] had en/of (in die hoedanigheid) misbruik heeft gemaakt van de gezagsverhouding die hij (dientengevolge) ten aanzien van die [slachtoffer 2] had en/of van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 2] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 2] , die (daardoor) in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan,
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [slachtoffer 2] in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan die ontuchtige handelingen en/of daaraan geen of onvoldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of een zodanige situatie voor die [slachtoffer 2] heeft doen ontstaan dat zij die ontuchtige handelingen niet kon of wist te voorkomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 4 december 2017 tot en met 3 december 2019 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- (de onderrug van) die [slachtoffer 2] te masseren en/of te betasten en/of te strelen en/of over (de onderrug van) die [slachtoffer 2] te wrijven en/of
- die [slachtoffer 2] te kussen en/of
- de bil(len) van die [slachtoffer 2] aan te raken en/of te betasten en/of te strelen en/of over de bil(len) van die [slachtoffer 2] te wrijven en/of in de bil(len) van die [slachtoffer 2] te knijpen en/of op/tegen de bil(len) van die [slachtoffer 2] te tikken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 30 september 2021 in Nederland, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een andere feitelijkheid een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), te dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen, te weten het
- masturberen (voor een in werking gestelde camera) en/of
- masturberen in het bijzijn van hem, verdachte, en/of
- samen met hem, verdachte, douchen,
doordat hij meermalen
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd of deze zich af wilde trekken en/of die [slachtoffer 1] daar foto’s en filmpjes van wilde maken en/of die [slachtoffer 1] zich af wilde trekken in het bijzijn van hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] met hem, verdachte, samen wilde douchen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij zich twee of drie keer per dag moest aftrekken en/of dat als die [slachtoffer 1] dat zou doen, die [slachtoffer 1] een boost zou krijgen en beter zou gaan tennissen en/of dat die [slachtoffer 1] zich moest aftrekken voordat hij ging slapen en/of
- de doucheruimte bij tennisvereniging [sportvereniging] heeft betreden, terwijl die [slachtoffer 1] daar stond te douchen en/of
- (via WhatsApp en/of Snapchat) een of meer chatberichten naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd met daarin de woorden van de strekking: “En je doet het ook hè, geen gezeik!” en “Echt boos gemaakt, afspraak maken en verzetten en dan vervolgens thuis komen en niet nakomen en mij laten wachten. Dus ik maak er laatste poging van om te shinen jongen! Douche op de club doe je en bij mij ergens vanavond ik bij ben.” en “Okay. Maar dan wat je zou doen voor je ging slapen en gewoon mij laten wachten voor niks ..... Doe je dat dan. En bij mij erna ergens komt wel goed kijken we eventjes.” en “Ja dat is geen excuses toch? Jij met mij wat afspreekt en wacht tot half 2 ofzo en ik zeg ja klopt maar was vergeten zat niet meer op de telefoon. Toch ook niet echt leuk? Snap je toch wel hoop ik.” en “Mij blind vertrouwen, dat weet je.” en/of
- (telkens) als die [slachtoffer 1] niet op zijn, verdachtes, chatberichten reageerde, naar die [slachtoffer 1] heeft gebeld (ook midden in de nacht) en/of
- aan die [slachtoffer 1] heeft gevraagd hoe hij masturbeerde en hoe lang en
- aan die [slachtoffer 1] tips heeft gegeven met betrekking tot het masturberen en/of (via chatberichten) aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe het met twee vingers of gebruik je hele hand.” en/of
- daarbij telkens misbruik heeft gemaakt van het psychisch overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] (onder andere. gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 1] ) had en/of
- daarbij telkens misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer van die [slachtoffer 1] , op die [slachtoffer 1] had en in die hoedanigheid misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 1] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 1] , die (daardoor) in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 februari 2020 in de gemeente Kerkrade door een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het
- kussen van die [slachtoffer 2] en
- brengen van zijn, verdachtes, hand onder de rok van die [slachtoffer 2] en
- aanraken en/of betasten en/of strelen van en/of wrijven over en/of knijpen in de billen van die [slachtoffer 2] ,
bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- heel dicht bij en die [slachtoffer 2] is gaan staan en
- zijn, verdachtes, hoofd en/of mond naar en in de richting van en dicht bij het gezicht en het oor van die [slachtoffer 2] heeft gebracht en
- aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Waar slaap je vanavond?” en “Kom je bij mij slapen, ik heb een lekker bedje, ik betaal de taxi, dan kun je met mij mee naar huis.” en “Jammer dat je een vriend hebt, want je weet hoe leuk deze avond had kunnen aflopen!” en
- die [slachtoffer 2] (terwijl hij met haar in gesprek was) onverhoeds heeft gekust en
- zijn verdachtes hand(en) onverhoeds heeft gebracht onder de rok van die [slachtoffer 2] en
- de bil(len) van die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft aangeraakt en/of betast en/of gestreeld en/of onverhoeds over de bil(len) van die [slachtoffer 2] heeft gewreven en/of onverhoeds in de bil(len) van die [slachtoffer 2] heeft geknepen en
- vervolgens (constant) knijpende bewegingen in de bil(len) van die [slachtoffer 2] is blijven maken en/of is blijven knijpen in de bil(len) van die [slachtoffer 2] en/of
- daarbij misbruik heeft gemaakt van het psychisch overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] (o.a. gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] ) had en/of
- daarbij misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als tennisleraar/trainer van die [slachtoffer 2] , op die [slachtoffer 2] had en in die hoedanigheid misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensband die hij met die [slachtoffer 2] in de loop der jaren had opgebouwd en/of van de loyaliteit van die [slachtoffer 2] , die in de loop der jaren ten aanzien van hem, verdachte, is ontstaan,
waardoor verdachte voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [slachtoffer 2] in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet kon en durfde te verzetten tegen of te onttrekken aan die ontuchtige handelingen en daaraan geen of onvoldoende weerstand kon en durfde te bieden en een zodanige situatie voor die [slachtoffer 2] heeft doen ontstaan dat zij die ontuchtige handelingen niet kon of wist te voorkomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit arrest zijn de bewijsmiddelen opgenomen in de aan dit arrest gehechte bijlage. De bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de beweerde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, leidt dat in veel gevallen ertoe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Ten aanzien van de getuigenverklaring van het veronderstelde slachtoffer geldt dat deze slechts tot het bewijs kan worden gebezigd wanneer deze naar het oordeel van het hof betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid is afgelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geldt vervolgens dat de enkele verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde feit kan opleveren.
De Hoge Raad heeft beslist dat de hiervoor genoemde bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering slechts geldt voor de gehele tenlastelegging/bewezenverklaring. Onderdelen daarvan mogen wel degelijk op één enkele getuigenverklaring berusten. Dat geldt volgens de Hoge Raad ook voor de tenlastegelegde gedragingen. In een zedenzaak is dus in principe voor het bewijs van de seksuele handelingen één getuigenverklaring voldoende, op de voorwaarde dat deze op bepaalde punten bevestigd wordt door andere bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen moeten afkomstig zijn uit een andere bron. Bovendien mag er niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal (ook wel steunbewijs genoemd).
Daarnaast stelt het hof voorop dat bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een getuigenverklaring onder meer kan worden gelet op consistentie, plausibiliteit, accuratesse en volledigheid. Het enkele feit dat een verklaring op een enkel of enkele punten tegenstrijdigheden of ongerijmdheden bevat, maakt een verklaring op zichzelf nog niet onmiddellijk onbetrouwbaar. Dergelijke tegenstrijdigheden of ongerijmdheden kunnen bijvoorbeeld ook te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties veroorzaakt door het delict, of door tijdsverloop.

Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Hiertoe heeft de verdediging – kort weergegeven, op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat de door aangever [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen meerdere tegenstrijdigheden bevatten die zodanig zijn dat de geloofwaardigheid van de verklaringen worden aangetast. Daarnaast is onvoldoende steunbewijs voorhanden in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de verdediging. Hiertoe is bepleit dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de auditu-getuigen betreffen en niet het vereiste steunbewijs bieden voor de verklaringen van de aangever. In het dossier bevinden zich geen WhatsApp-berichten waaruit volgt dat de verdachte contact heeft opgenomen met de aangever en de in het dossier voorhanden zijnde screenshots van Snapchatberichten kunnen op geen enkele wijze bijdragen aan hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. De verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] leveren evenmin steunbewijs op het voor het tenlastegelegde.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De eerste vraag waarvoor het hof zich ziet gesteld, is de vraag of de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. De aangever heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd. Het hof is van oordeel dat zijn verklaring tijdens het gesprek in het onderzoek van het Instituut Sport Rechtspraak (hierna: ISR) op 14 september 2021 op essentiële onderdelen overeenkomt met zijn aangifte op 22 februari 2022 en zijn verklaring tegenover de raadsheer-commissaris op 30 mei 2024. Hoewel de verklaringen, zoals door de verdediging is betoogd, niet volledig gelijkluidend zijn, ziet het hof in die inconsistenties geen aanleiding om deze verklaringen van de aangever ongeloofwaardig te achten. Het hof is van oordeel dat die inconsistenties hoofdzakelijk ondergeschikte onderdelen in die verklaringen betreffen die niet de kern raken van het aan de verdachte tenlastegelegde verwijt en dat de strekking van de verklaringen overeenkomt. Derhalve is het hof van oordeel dat de verklaringen van de aangever tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Steunbewijs
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of voor de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] voldoende (steun)bewijs in het procesdossier aanwezig is. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat hij veel berichten van de verdachte heeft ontvangen waarin de verdachte aan hem vroeg om zich af te trekken en daar foto’s en filmpjes van te maken. De inhoud van de berichten waarvan de aangever een screenshot heeft kunnen maken zijn volledig consistent met hetgeen hij heeft verklaard. In tegenstelling tot de verdediging is het hof derhalve van oordeel dat deze berichten wel degelijk bijdragen als bewijs.
De verklaringen van de aangever vinden, althans in hun context, bovendien ondersteuning in de verklaring van de getuige [getuige 2] en hetgeen [getuige 5] in een bericht aan [getuige 4] heeft gestuurd. [getuige 2] heeft namelijk verklaard dat hij ongeveer dezelfde berichten van de verdachte heeft ontvangen en ook uit het bericht van [getuige 5] volgt dat hij zich herkent in hetgeen aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard. De verklaring van de aangever vindt naar het oordeel van het hof daarnaast in belangrijke mate steun in de verklaring van zijn moeder, getuige [getuige 1] . Uit haar verklaring volgt dat zij een plotselinge gedragsverandering bij de aangever opmerkte in de tenlastegelegde periode, namelijk het gegeven dat hij opeens niet meer wilde douchen op de club en dat hij in korte tijd van mening veranderde over de verdachte. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat voornoemde getuigen wel degelijk als steunbewijs kunnen worden aangemerkt.
Tot slot heeft de verdachte zelf verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode de tennisleraar was van de aangever en dat hij voornoemde berichten naar de aangever heeft gestuurd.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] op wezenlijke onderdelen worden ondersteund door de in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
Alternatief geschetst scenario
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte wederom een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat de inhoud van de berichtjes zo moet worden gelezen dat de aangever de verdachte om tips vroeg over masturberen en dat de verdachte daar in algemene zin antwoord op gaf. Voor wat betreft de omstandigheid dat hij de aangever midden in de nacht heeft gebeld en berichten heeft gestuurd, heeft hij verklaard dat hij met de aangever had afgesproken dat aangever foto’s of filmpjes zou sturen van vrouwen waarop hij viel en daar zat de verdachte op te wachten. De verdachte ziet het als een uit de hand gelopen grap. Met de rechtbank acht het hof deze verklaring volstrekt onaannemelijk. Nog daargelaten dat het niet in de rede ligt dat een 16-jarige jongen zijn tennisleraar om advies over masturberen vraagt, geldt dat de verklaring van de verdachte haaks staat op de inhoud van de berichten.
Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof immers dat geenszins sprake is van een grap. De verdachte beveelt de aangever om te douchen op de club en om iets te doen voor het slapengaan. De verdachte geeft bovendien te kennen dat hij boos is. Het hof schuift dit alternatief geschetste scenario dan ook terzijde.
Ontuchtige handelingen en dwang
Uit bovenstaande volgt dat de verdachte de aangever onder meer heeft gevraagd/bevolen zich af te trekken voor een camera en/of in het bijzijn van de verdachte, en aan de aangever heeft gevraagd om samen met hem te douchen. Naar het oordeel van het hof heeft de
verdachte de aangever ook willen dwingen tot het verrichten van deze ontuchtige handelingen. De verdachte is de tennisleraar van de aangever en is aanzienlijk ouder dan aangever. De aangever keek enorm tegen hem op. De verdachte heeft gedurende het [gelegenheid] elke dag druk op hem uitgeoefend. De toon van de berichten die de verdachte aan de aangever stuurde was, blijkens de berichten waarvan screenshots zijn gemaakt, dwingend. De verdachte belde hem bovendien midden in de nacht tot driemaal toe, toen hij zijn zin niet kreeg. De verdachte heeft, kortom, misbruik gemaakt van zijn positie als tennisleraar en volwassene, aanzienlijke psychische druk op de aangever uitgeoefend teneinde zijn zin te krijgen en heeft op die wijze gepoogd hem te dwingen tot het verrichten van ontuchtige handelingen.
Conclusie
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer al zijn onderdelen.

Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Hiertoe heeft de verdediging – kort weergegeven, op gronden zoals verwoord in de pleitnota – zich op het standpunt gesteld dat de door aangeefster [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen op verschillende punten innerlijk tegenstrijdig zijn en hierbij heeft de verdediging gewezen op diverse inconsistenties, hetgeen de verklaringen onbetrouwbaar en ongeloofwaardig maakt. Daarnaast is ook ten aanzien van dit feit onvoldoende steunbewijs voorhanden in het dossier om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de verdediging. Zo heeft de getuige [getuige 7] bij de raadsheer-commissaris duidelijk verklaard dat hij niet heeft gezien dat de verdachte aan de billen van de aangeefster heeft gezeten, anders dan in het proces-verbaal van verhoor bij de politie is opgenomen, en derhalve kan zijn verklaring niet als steunbewijs worden gebruikt. Met betrekking tot de verklaring van de getuige [getuige 8] heeft de verdediging naar voren gebracht dat dit een de auditu-getuige betreft en dat zij een eigen invulling geeft aan hetgeen de aangeefster haar zou hebben verteld, en deze verklaring derhalve niet overeenkomt met de aangifte. De getuige [getuige 9] was niet aanwezig op het desbetreffende feest en zijn verklaring over het moment dat de aangeefster hem heeft gebeld komt niet overeen met de aangifte. De verklaringen van [getuige 4] en [getuige 3] leveren ook geen steunbewijs op voor het tenlastegelegde incident.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De eerste vraag waarvoor het hof zich wederom ziet gesteld, is de vraag of de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. De aangeefster heeft op verschillende momenten een verklaring afgelegd. Het hof is van oordeel dat haar verklaring tijdens het gesprek in het onderzoek van het ISR op 14 september 2021 op essentiële onderdelen overeenkomt met haar aangifte op 8 november 2021 en haar verklaring tegenover de raadsheer-commissaris op 30 mei 2024. Hoewel de verklaringen, zoals door de verdediging is betoogd, niet volledig gelijkluidend zijn, ziet het hof in die inconsistenties geen aanleiding om deze verklaringen van de aangeefster ongeloofwaardig te achten. Het hof is van oordeel dat die inconsistenties hoofdzakelijk ondergeschikte onderdelen in die verklaringen betreffen die niet de kern raken van het aan de verdachte tenlastegelegde verwijt en dat de strekking van de verklaringen telkens overeenkomt. Hierbij weegt het hof tevens mee dat de verklaringen van de aangeefster bij het ISR en de politie betrekking hebben op een langere periode en niet enkel op het incident op 22 februari 2020. Derhalve is het hof van oordeel dat de verklaringen van de aangeefster tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
Steunbewijs
Vervolgens ziet het hof zich gesteld voor de vraag of voor de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] voldoende (steun)bewijs in het procesdossier aanwezig is. Allereerst vindt het hof steunbewijs in de verklaring van de verdachte zelf. Hij heeft bevestigd dat hij de aangeefster op 22 februari 2020 bij het [naam feest] in Kerkrade heeft gezien en dat zij aan het einde van het feestje samen een drankje hebben gedronken bij een tafel.
Naast deze verklaring vindt het hof steunbewijs in de getuigenverklaring van [getuige 7] . Hij heeft gezien dat de aangeefster met een man aan een tafel stond bij het [naam feest] en dat die man heel dicht tegen de aangeefster stond, over haar heen hing en de aangeefster hier niet van gediend was. Het standpunt van de verdediging dat de getuige bij de raadsheer-commissaris duidelijk verklaard dat hij niet heeft gezien dat de verdachte aan de billen van de aangeefster heeft gezeten, anders dan in het proces-verbaal van verhoor bij de politie is opgenomen, en derhalve niet als steunbewijs kan worden gebruikt, behoeft geen bespreking nu het hof deze verklaring niet tot het bewijs heeft gebezigd met betrekking tot het onderdeel van het aanraken van de billen van de aangeefster.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat ook de verklaring van getuigen [getuige 8] en [getuige 9] als steunbewijs dienen te gelden. Deze verklaringen zijn weliswaar te herleiden tot dezelfde bron, te weten aangeefster [slachtoffer 2] zelf, maar zijn toch bruikbaar voor het steunbewijs. Zo heeft getuige [getuige 8] verklaard dat de aangeefster geëmotioneerd vertelde dat ze was aangerand door haar tennistrainer en heeft [getuige 9] verklaard dat hij door aangeefster werd gebeld terwijl ze aan het huilen was en in paniek was en zei dat de verdachte haar had aangeraakt. Het feit dat deze getuigen dit meteen na het voorval van de aangeefster hebben gehoord in combinatie met de emoties die zij op dat moment bij haar zagen en hoorden, sterkt het hof in zijn oordeel dat het voorval zich zo heeft afgespeeld als de aangeefster heeft verklaard. De omstandigheid dat deze verklaringen op, naar het oordeel van het hof, ondergeschikte onderdelen niet overeenkomen met de aangifte, maakt dit oordeel niet anders.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] op wezenlijke onderdelen worden ondersteund door de in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Dat de getuige [getuige 10] niets vreemds zou hebben waargenomen, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, maakt dit oordeel niet anders.
Conclusie
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 2 primair heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld. De dwang volgt duidelijk uit de door het hof tot het bewijs gebezigde verklaringen en het ontuchtige karakter volgt uit de plekken waar de verdachte de aangeefster, tegen haar wil, heeft aangeraakt.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich in zijn hoedanigheid als tennisleraar schuldig heeft gemaakt aan poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid en feitelijke aanranding van de eerbaarheid van twee van zijn pupillen. Zijn pupillen (en hun ouders) vertrouwden hem en zijn pupillen zijn – zo blijkt uit hun aarzeling om aangifte te doen – loyaal aan hem. Van dit vertrouwen, dat hij door zijn positie genoot, en die loyaliteit heeft de verdachte op grove wijze misbruik gemaakt. Bij aangever [slachtoffer 1] door onder andere op een zeer dwingende wijze te proberen hem zover te krijgen om foto’s en
filmpjes van zichzelf te sturen terwijl hij aan het masturberen was en erop aan te sturen om
samen met hem, de verdachte, te douchen. Bij aangeefster [slachtoffer 2] door haar onder andere op een carnavalsfeest te kussen en in haar billen te knijpen. Veelzeggend was de inhoud van de ter terechtzitting voorgelezen slachtoffer door aangever [slachtoffer 1] en de zichtbare emoties die daarmee gepaard gingen en de in het dossier voorhanden zijnde slachtofferverklaring van aangeefster [slachtoffer 2] . Beide slachtoffers worstelen enorm met de vraag of ze ooit nog iemand kunnen vertrouwen, omdat door de verdachte van het vertrouwen dat hij van beiden genoot, misbruik is gemaakt. Beiden hebben ook nu nog veel last van hetgeen hen is overkomen.
Minderjarigen en jongvolwassenen bevinden zich in een gevoelige ontwikkelingsfase van
hun leven. Zij moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zij genieten daarom op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde volwassenen, zoals de verdachte. Het hof is van oordeel dat de verdachte zich had moeten realiseren dat sprake was van
een ongelijkwaardige en voor de slachtoffers (psychisch) schadelijke situatie. Tussen de
verdachte en beide slachtoffers bestond een aanzienlijk leeftijdsverschil en was er sprake van een vertrouwensband.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 november 2024, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, welke tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. In dat kader heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek, d.d. 27 september 2022, welke rapportage is opgemaakt door gezondheidszorgpsycholoog [naam] . Hieruit volgt dat de verdachte de neiging vertoont een rooskleurig, te weten een psychisch gezond en evenwichtig beeld van zichzelf te presenteren en hij derhalve een sociaal wenselijk beeld presenteert.
Mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte tevens een disciplinaire maatregel van de ISR opgelegd heeft gekregen, acht het hof de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf niet passend en het hof is van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een taakstraf. Het hof is van oordeel dat een gedeelte van de taakstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd, nu de verdachte niet zijn verantwoordelijkheid neemt, hij bij de psycholoog een sociaal wenselijk beeld heeft gepresenteerd en gelet op de omstandigheid dat de schorsing, die is opgelegd door het ISR, inmiddels is afgelopen en de verdachte weer tennisles aan minderjarigen geeft.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021 tot de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging het hof verzocht het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding te matigen, gelet op de omstandigheden van het geval.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Indien het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is indien voornoemde aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen.
Het hof is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon reeds kan worden aangenomen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat seksuele delicten een ernstige inbreuk op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers kunnen opleveren en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben, waardoor reeds op die grond kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht. Resumerend is het hof van oordeel dat het gestelde geestelijke letsel dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is opgetreden, valt onder het bereik artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Hoewel het hof begrip heeft voor de impact die het bewezenverklaarde op de benadeelde partij heeft gehad, is het hof van oordeel dat dat deze gedragingen, in vergelijking met andere seksuele delicten, van beperkte aard zijn geweest. Gelet hierop en gelet op alle overige omstandigheden van het geval, waaronder de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 500,00. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021, zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode. De schade wordt geacht op dat moment te zijn ontstaan.
Proceskosten
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 1 primair rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en is de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat het gestelde leed van de benadeelde partij volstrekt niet onderbouwd is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor wat betreft het geestelijk letsel verwijst het hof naar hetgeen hiervoor hieromtrent is overwogen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en het hof is van oordeel dat dit ook te gelden heeft voor de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Resumerend is het hof van oordeel dat het gestelde geestelijke letsel dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 primair is opgetreden, valt onder het bereik artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Hoewel het hof begrip heeft voor de impact die het bewezenverklaarde van de verdachte op de benadeelde partij heeft gehad, is het hof van oordeel dat deze gedragingen, in vergelijking met andere seksuele delicten, van beperkte aard zijn geweest. Gelet hierop en gelet op alle overige omstandigheden van het geval, waaronder de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 500,00. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, op de wijze als in het dictum van dit arrest is bepaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder 2 primair rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak ter zake van de onder 2 tenlastegelegde pleegperiode voor zover deze verder reikt dan “op 22 februari 2020” en de overige gedachtestreepjes voor zover die handelingen niet zouden hebben plaatsgevonden op 22 februari 2020.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en thans nog aan de orde, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 10 (tien) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. K.J. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 25 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Platschorre is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.