ECLI:NL:GHSHE:2025:559

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
200.319.916_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan en regeling vakanties en feestdagen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van een ouderschapsplan en de regeling van vakanties en feestdagen voor een minderjarige. De zaak betreft een geschil tussen de moeder en de vader van de minderjarige, die in het verleden een zwaar traject bij een instantie hebben doorlopen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een regeling voorgesteld voor de vakanties en feestdagen, maar de vader, verweerder in hoger beroep, heeft hierop gereageerd met zijn eigen voorstellen. Het hof heeft in zijn eindbeschikking de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 april 2020 gewijzigd, waarbij het ouderschapsplan is aangepast. De regeling voor de vakanties en feestdagen is vastgesteld, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan. Het hof heeft een flexibele regeling gecreëerd die rekening houdt met de wensen van de minderjarige en de ouders, en heeft bepaald dat de ouders in de toekomst ook flexibel moeten zijn in de uitvoering van deze regeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘S-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 februari 2025
Zaaknummer: 200.319.916/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/397147 / FA RK 22-1925
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.E.C.J.M. Hooft,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Hofland.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De tussenbeschikking van 15 augustus 2024

Bij die beschikking heeft het hof - voor zover thans relevant - :
de bestreden beschikking vernietigd voor zover de rechtbank daarbij de beschikking van 28 april 2020 en het daaraan gehechte ouderschapsplan heeft gewijzigd;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 april 2020 en het daaraan gehechte ouderschapsplan gewijzigd, voor wat betreft de daarbij vastgestelde weekendregeling:
omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] is de volgende (opbouwende) weekendregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft:
- om de week op zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur;
- vervolgens om de week op zaterdag van 10.00 tot 20.30 uur;
- vervolgens om de week op zaterdag van 10.00 tot 20.30 uur en op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, zonder overnachting;
- vervolgens om de week van zaterdag van 10.00 uur tot zondag 19.00 uur, met overnachting;
waarbij het hof heeft bepaald dat iedere stap twee keer dient te worden uitgevoerd, waarna de regeling verder zal worden uitgebreid met de volgende stap,
en de vader en [minderjarige] daarna contact met elkaar zullen hebben:
- om de week van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur;
een voorlopige verdeling van de herfst- en kerstvakantie 2024 vastgesteld waarbij [minderjarige] :
- tijdens de
herfstvakantie van 2024bij de moeder verblijft;
- tijdens de
kerstvakantie van 2024in de eerste week bij de vader verblijft van vrijdag 20 december 2024 19.00 uur tot en met zaterdag 28 december 2024 20.30 uur en [minderjarige] in de tweede week vanaf zaterdag 28 december 2024 20.30 uur bij de moeder verblijft, waarbij er géén extra wisseling plaatsvindt tijdens de kerstdagen en oud- en nieuwjaar.
iedere verdere beslissing omtrent de definitieve en volledige verdeling van de vakanties en feestdagen is pro forma aangehouden tot 28 januari 2025;
de (advocaat van) de vader verzocht het hof uiterlijk 7 januari 2025 te informeren over het verloop van de opbouwende weekendregeling en de voorlopige vakantieregeling, waarbij tevens het verslag van de kindbehartiger en/of andere zorgaanbieder in het geding dient te worden gebracht;
de (advocaat van) de moeder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 21 januari 2025 schriftelijk te reageren op de door de vader in het geding gebrachte stukken.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft daarna kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier d.d. 13 januari 2025, met bijlage, van de zijde van de vader;
- het V8-formulier d.d. 15 januari 2025, met bijlage, van de zijde van de moeder.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R. van Kerkhof, waarnemend voor mr. Hooft;
-de vader, bijgestaan door mr. Hofland;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De ouders en [minderjarige] hebben een zwaar traject gehad bij [instantie] . De winst van dit traject is dat er inmiddels weer contact is tussen de
vader en [minderjarige] . De onderhavige procedure is gestart vanwege de onduidelijkheid over de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen. De discussies hierover verliepen niet prettig en de moeder wilde toekomstige discussies voorkomen. Uit de rapportage van het traject bij [instantie] komt nu echter ook een duidelijk beeld naar voren van wat [minderjarige] wil, te weten duidelijkheid en vastigheid. Er dienen dan ook duidelijke afspraken over de vakantieregeling te komen; bij onduidelijkheid is [minderjarige] de dupe. De moeder wil nog steeds het liefst de vakantieregeling die zij in het beroepschrift heeft verzocht, maar [minderjarige] geeft aan dat zij een hele week bij de vader te lang vindt. Tijdens de mondelinge behandeling is daarom een nieuw voorstel gedaan om in het geval een vakantie één of twee weken duurt achter een omgangsweekend van de vader twee dagen te plakken zodat [minderjarige] in totaal drie nachten bij de vader overnacht en vier dagen bij de vader is. Dan zou in vakanties de reguliere zorgregeling gelden, maar met verlengde weekenden. Deze regeling is beperkter dan een vakantieregeling die uitgaat van een 50/50 regeling, maar is wel in lijn met wat [minderjarige] aangeeft.
Uitgaande van een verdeling van de vakanties, moeten er jaarlijkse wisselingen zijn in de vakanties zodat de moeder bijvoorbeeld niet ieder jaar verantwoordelijk is voor [minderjarige] als zij carnaval gaat vieren in de stad. De vader gaat nu ieder jaar skiën in de carnavalsvakantie, maar de vader kan ook het ene jaar gaan skiën en het andere jaar met [minderjarige] doorbrengen. De moeder wenst ook dat er een duidelijke regeling over de feestdagen wordt vastgelegd zodat daar geen discussie over kan ontstaan.
7.2.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader is primair van mening dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. De vakantieregeling dient niet verder dan een schooljaar vooruit te worden vastgelegd. [minderjarige] wordt ouder en volwassen en zal de komende jaren steeds meer haar eigen koers gaan varen. Daarnaast is het vanwege het werk van de vader lastig om de vakanties verder dan één jaar vooruit vast te leggen. [minderjarige] maakt bij de vader onderdeel uit van een samengesteld gezin, waardoor behalve afstemming met collega’s ook met name de zomervakanties afstemming vragen met de ex-partner van de huidige partner van de vader.
Desalniettemin doet de vader in zijn brief van 13 januari 2025 een voorstel voor een vakantieregeling om de moeder (verder) tegemoet te komen:
- mei- en kerstvakantie (duur twee weken): de moeder krijgt de eerste keuze hoe zij deze vakantie wenst in te delen (mede i.v.m. vakantie naar Turkije)
- herfstvakantie: de vader, maar de mogelijkheid is er dat de moeder en [minderjarige] een dagje samen iets gaan doen.
- krokusvakantie: de moeder
- zomervakantie: zes weken in overleg te verdelen.
De vader wenst jaarlijks de herfstvakantie met [minderjarige] door te brengen in plaats van de krokus-/carnavalsvakantie omdat vader elk jaar gaat skiën in de carnavalsvakantie en [minderjarige] niet mee wil gaan skiën, omdat zij graag carnaval gaat vieren.
Het voorstel van de vader geldt tot het schooljaar 2026/2027, het jaar waarin [minderjarige] 16 jaar wordt aangezien [minderjarige] vanaf die leeftijd waarschijnlijk zelf kan bepalen hoe zij de vakanties verdeeld wil hebben. De vader kan zich ten aanzien van de feestdagen conformeren aan het verzoek van de moeder, maar mogelijk is het voor [minderjarige] prettiger om deze dagen wat meer open te houden.
De vader laat weten open te staan voor nader overleg, maar het verzoek tot verlengde weekenden zoals op de mondelinge behandeling gedaan, kan hij niet direct overzien. Om die reden kan hij daarmee niet akkoord gaan.
7.3.
De raad adviseert – samengevat – als volgt. Allereerst complimenteert de raad de ouders en [minderjarige] met de stappen die in het kader van het [instantie] traject zijn gezet. Het is een pittig traject geweest voor iedereen, maar het traject is voor [minderjarige] het zwaarst geweest.
Gelet op de leeftijd van [minderjarige] is het een illusie om te denken dat er voor een langere periode een strak omlijnde vakantieregeling kan worden vastgelegd. [minderjarige] haar zelfstandigheid zal zich de komende periode in razend tempo ontwikkelen en haar behoeftes zullen veranderen wat flexibiliteit van de ouders zal vragen. Een basis vakantieregeling vastleggen is belangrijk, maar deze regeling dient niet te ver te worden dichtgetimmerd. Weliswaar heeft [minderjarige] aangegeven dat de vakanties niet 50/50 hoeven te worden verdeeld, maar het voorstel dat de moeder nu tijdens de mondelinge behandeling doet met betrekking tot verlengde weekenden is een te grote stap terug. Het is van belang dat de vakanties gedeeltelijk worden vastgelegd, maar dat er ruimte is voor afspraken van [minderjarige] tussendoor.
7.4.
Het hof overweegt als volgt.
7.4.1.
Hoewel in de onderhavige procedure aanvankelijk alleen de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen voorlag, werd tijdens de eerdere mondelinge behandeling duidelijk dat de reguliere zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader niet meer werd uitgevoerd. Met toestemming van partijen heeft het hof daar eerst een beslissing over genomen en is de beslissing over de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen aangehouden in afwachting van het verloop van de contactmomenten en het hulpverleningstraject bij [instantie] .
Gebleken is dat dit een pittig traject is geweest en zowel de ouders als [minderjarige] hebben hard gewerkt om het traject te laten slagen. Het resultaat is dat het contact tussen de vader en [minderjarige] is hersteld en dat er inmiddels uitvoering wordt gegeven aan de reguliere zorgregeling die het hof in de tussenbeschikking heeft bepaald. Uit de rapportage van [instantie] blijkt dat [minderjarige] in het begin moest wennen tijdens de weekenden en zich ongemakkelijk voelde in de thuissituatie bij de vader, maar dat de weekenden sinds december 2024 fijner verlopen en [minderjarige] zich meer op haar gemak voelt bij de vader. Ook is gebleken dat [minderjarige] het (nog) lastig vindt om een hele week bij de vader te zijn en dat voor haar de vakanties niet evenredig verdeeld hoeven te worden tussen de ouders.
Het hof moet nu nog beslissen over de vakanties en feestdagen. De ouders hebben in de loop van de procedure over en weer nog nadere voorstellen gedaan over wat die regeling zou moeten zijn, maar gebleken is dat de ouders hier onderling niet uit komen. Het hof zal daarom een regeling bepalen, rekening houdend met de verzoeken over en weer van de ouders én het belang van [minderjarige] . Er zal geen aansluiting worden gezocht bij het voorstel dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaan met betrekking tot de verlengde weekenden nu dit verzoek pas tijdens de mondelinge behandeling is gedaan, niet uitgewerkt is en de vader daar niet adequaat op heeft kunnen reageren. Bovendien is het hof het eens is met de raad dat een dergelijke regeling een grote stap terug is van de tot nu toe beoogde 50/50 regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen.
7.4.2.
Het hof komt alles overwegende tot de navolgende regeling die het meest in het belang van [minderjarige] is en uitvoerbaar wordt geacht voor de ouders:
- carnavalsvakantie: [minderjarige] is bij de moeder;
- meivakantie: in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren is zij de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
- zomervakantie: wordt bij helfte gedeeld waarbij uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin de zomervakantie valt wordt beslist welke weken [minderjarige] bij de moeder respectievelijk de vader is, met dien verstande dat [minderjarige] in ieder geval twee weken aaneengesloten bij de vader verblijft;
- herfstvakantie: [minderjarige] verblijft bij de vader;
- kerstvakantie: oneven jaren: [minderjarige] verblijft de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder.
- Pasen: eerste Paasdag conform reguliere zorgregeling; tweede Paasdag bij de andere ouder;
- Pinksteren: eerste Pinksterdag conform reguliere zorgregeling; tweede Pinksterdag bij de andere ouder;
- Hemelvaart: de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- Moederdag: verblijft [minderjarige] bij de moeder;
- Vaderdag: verblijft [minderjarige] bij de vader.
7.4.3.
Het hof ziet geen aanleiding om ten aanzien van de verjaardag van [minderjarige] en Koningsdag een regeling vast te leggen. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] zijn dit dagen waaraan zij zelf invulling moet kunnen geven.
Voor de gehele regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen geldt dat het hof van de ouders verwacht dat zij flexibel zijn in de naleving van deze regeling als het belang van [minderjarige] daarom vraagt. Met het ouder worden van [minderjarige] zal zij steeds meer zelf invulling willen gaan geven aan haar vrije tijd in vakanties en feestdagen. De regeling die het hof zal vastleggen is dan ook bedoeld om aan te geven welke ouder verantwoordelijk is voor [minderjarige] in bepaalde weken en/of op bepaalde dagen, maar als de plannen of wensen van [minderjarige] een andere invulling vragen én de andere ouder heeft de mogelijkheid om van de regeling af te wijken, verwacht het hof dat de ouders met [minderjarige] meedenken en zo nodig afwijken van deze regeling.
7.5.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 april 2020 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, voor wat betreft de daarbij vastgestelde regeling ten aanzien van verdeling van de vakanties en feestdagen en stelt de navolgende regeling vast:
-
carnavalsvakantie: [minderjarige] is bij de moeder;
- meivakantie: in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. In de even jaren is zij de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader;
- zomervakantie: wordt bij helfte gedeeld waarbij uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin de zomervakantie valt wordt beslist welke weken [minderjarige] bij de moeder respectievelijk de vader is, met dien verstande dat [minderjarige] in ieder geval twee weken aaneengesloten bij de vader verblijft;
- herfstvakantie: [minderjarige] verblijft bij de vader;
- kerstvakantie: oneven jaren: [minderjarige] verblijft de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder.
- Pasen: eerste Paasdag conform reguliere zorgregeling; tweede Paasdag bij de andere ouder;
- Pinksteren: eerste Pinksterdag conform reguliere zorgregeling; tweede Pinksterdag bij de andere ouder;
- Hemelvaart: de oneven jaren verblijft [minderjarige] bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
- Moederdag: verblijft [minderjarige] bij de moeder;
- Vaderdag: verblijft [minderjarige] bij de vader.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, G.M. Goes en M.J.C. van Leeuwen en is op 27 februari 2025 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.D.M. van der Linden in tegenwoordigheid van de griffier.