De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoeken in hoger beroep desgevraagd toegelicht en verduidelijkt. Hij verzoekt primair (kort gezegd) om de door hem voorgestelde omgangsregeling vast te leggen en subsidiair een zodanige omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht waarbij hij verwijst naar een regeling zoals hij onder punt 20 van zijn beroepschrift heeft voorgesteld. Hij benadrukt desgevraagd dat zijn verzoek om een dwangsom op te leggen wanneer de moeder in gebreke blijft, ten aanzien van al zijn verzoeken in hoger beroep geldt.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] afgewezen. De rechtbank heeft de prominente rol van de moeder in de (on)mogelijkheid tot contactherstel onvoldoende meegewogen.
De vader meent dat het niet mag en kan zijn dat de door de moeder aangevoerde angst voor hem tot gevolg heeft dat hem al het contact met [minderjarige] wordt ontzegd en [minderjarige] daardoor opgroeit zonder een eigen beeld te kunnen vormen van haar vader. De moeder blijft de vader beschuldigen van allerlei zorgwekkende gedragingen jegens haarzelf dan wel de kinderen, ondanks de gemotiveerde betwisting van de vader en een sepotbewijs dat de vader heeft ontvangen.
Er is volgens de vader geen sprake van contra-indicaties ex artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) die het rechtvaardigen dat het recht tot omgang tussen hem en [minderjarige] wordt ontzegd. Nergens blijkt uit dat de omgang tussen [minderjarige] en de vader niet goed verloopt. De vader verwijst hiervoor onder meer naar het rapport van [instantie 1] waarin destijds zelfs een uitbreiding van de omgang werd voorgesteld. Door de (onverwachte) verhuizing van de moeder is dit uiteindelijk niet doorgegaan. Helaas is het tweede (in België) gestarte traject, dat werd begeleid door het [instantie 2] , ook voortijdig beëindigd.
De moeder erkent de vader niet in zijn ouderrol. Zij heeft destijds [minderjarige] door een andere man laten erkennen enkel met het oogmerk de belangen van de vader te schaden.
Er is twee keer een intensief traject van contactherstel gestart en deze zijn beide door toedoen van de moeder abrupt gestaakt. De moeder heeft enkel haar eigen belang voor ogen.
Het op dit moment ontzeggen van omgang tussen de vader en [minderjarige] zal ertoe leiden dat [minderjarige] dusdanig van de vader vervreemd raakt dat er geen weg meer terug is.
De vader meent dat de weerstand van de moeder met name gelegen is in onwil. De moeder zal op geen enkele manier open staan voor hulpverlening die tot omgang moet leiden.
Ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW rust op de moeder een verplichting om de banden van [minderjarige] met de vader te bevorderen. Wanneer de moeder dit niet kan vanwege angst en stress, dient zij deze problemen aan te pakken door hiervoor een behandeling aan te gaan.
Het recht op omgang tussen ouder en kind is een fundamenteel recht. Een ongestoorde relatie van [minderjarige] met de vader is in haar belang, omdat dit de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] ten goede komt. Het is van belang dat [minderjarige] de kans krijgt haar vader te leren kennen en de kans krijgt een hechte band met hem op te bouwen. De moeder staat hieraan in de weg.
De vader heeft geprobeerd tot oplossingen te komen. Hij begrijpt dat in de huidige situatie onbegeleide omgang nog geen optie is. Het vervoer van [minderjarige] is daarbij een complicerende factor. De vader heeft nagedacht over videobellen. Videobelmomenten zouden een goed begin kunnen zijn voor contact tussen hem en [minderjarige] . Van belang is wel dat de moeder dit begeleidt en dat er goede afspraken worden gemaakt. De vader zou zelf contact willen zoeken met een kindercoach om hem te begeleiden tijdens deze belmomenten. Hij verzoekt het hof om gedurende de uit te voeren belmomenten de procedure voor een half jaar aan te houden om deze omgang te monitoren en de resultaten af te wachten. De door de vader voorgestelde omgangsregeling via videobellen is een tijdelijke regeling met als doel het contact tussen hem en [minderjarige] te herstellen en vervolgens de onderzoeken welke andere mogelijkheden er zijn om tot een fysiek contact te komen tussen [minderjarige] en de vader conform de door hem verzochte omgangsregeling. Tot slot benadrukt de vader dat hij zijn eerdere verzoek om forensische mediation in te zetten handhaaft. Hij benadrukt dat deze experts weten welke regelingen mogelijk zijn waarbij de moeder zich veilig voelt, maar er wel mogelijkheden zijn voor contact tussen de vader en [minderjarige] .