4.4.Het hof overweegt als volgt.
4.4.1.Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
4.4.2.Bij een verzoek gegrond op het bepaalde in artikel 1:253a lid 1 BW neemt de rechter een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De Hoge Raad heeft in het arrest van 25 april 2008 (LJN:BC5901) geoordeeld dat vooropgesteld dient te worden dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over de gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechter zal bij de beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht moeten nemen, wat er in een voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. Omstandigheden die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een rol kunnen spelen zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht;
- de voorstellen die zijn gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
- hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
- hoe vaak er contact plaatsvindt tussen het kind en de niet-verhuizende ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en in hoeverre hij gewend is aan zijn omgeving of juist aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Het hof benadrukt dat bovenstaande opsomming niet is bedoeld als bepaling van criteria waaraan ieder afzonderlijk moet worden voldaan, maar dat voor de beoordeling een belangenafweging moet worden gemaakt met inachtneming van genoemde omstandigheden.
Verzoeken moeder tot vervangende toestemming verhuizing
4.4.3.Het staat vast dat de huur van de huurwoning van de moeder in [plaats] per 1 december 2024 is opgezegd en dat de moeder om haar moverende redenen die woning niet wilde kopen. Dat gegeven rechtvaardigt in zoverre dat de moeder zich genoodzaakt zag om met de kinderen te verhuizen. Hoewel het recht van de moeder om haar leven opnieuw vorm te geven in beginsel rechtens gerespecteerd dient te worden, brengt dat op zichzelf niet mee dat de moeder ook genoodzaakt was om te verhuizen naar [plaats] , België. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder uitdrukkelijk bevestigd dat de enige reden om naar [plaats] te verhuizen is gelegen in financiële overwegingen, in die zin dat zij meer waar voor haar geld krijgt bij het kopen van een woning in België dan in Nederland. Het is niet zo, althans dat is niet aannemelijk geworden, dat de moeder géén woning in (de omgeving van) [plaats] dan wel de door de vader genoemde andere suggesties kon kopen of huren. De moeder heeft bevestigd dat zij een woning in [plaats] heeft gekocht omdat ze daar voor relatief minder geld en onder betere financierings-mogelijkheden een woning kon krijgen dan in Nederland. Gesteld noch gebleken is dat de moeder andere – noodzakelijke – redenen had om naar [plaats] te verhuizen, zoals economische of persoonlijke redenen waardoor zij aan de regio van [plaats] verbonden zou zijn. Integendeel. De moeder en haar ouders wonen in [plaats] , waar de moeder ook zelf is opgegroeid, de moeder werkt in [plaats] en haar partner woonde tot voor kort bij zijn ouders in [plaats] en werkt daar ook.
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden heeft de moeder dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak bestond om te verhuizen naar [plaats] . De enkele stelling dat het in België makkelijker is een betaalbare woning te vinden, is onvoldoende om de noodzaak van de verhuizing naar [plaats] aan te nemen.
4.4.4.Daarbij heeft de moeder op geen enkele wijze met voldoende concrete feiten en omstandigheden onderbouwd gesteld in hoeverre zij de (gevolgen van de) verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord. En hoewel de huidige co-ouderschap zorgregeling bij een verhuizing naar [plaats] in stand zou kunnen blijven en de kinderen niet zouden hoeven te veranderen van school, heeft de vader terechte zorgen opgeworpen over de consequenties van een verhuizing naar het buitenland, zoals met betrekking tot toegang tot de huisarts, de zorgverzekering, het ontvangen van toeslagen of sociale voorzieningen, de aansprakelijkheidsverzekering en het mogelijk wijzigen van de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter in geval van geschillen tussen hen als ouders. Weliswaar heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij kwesties als de huisarts en verzekeringen heeft uitgezocht en dat een verhuizing naar [plaats] geen grote gevolgen heeft, maar ze heeft nagelaten dit voldoende te concretiseren en inzichtelijk te maken noch heeft ze dit met de vader besproken. Ondanks de beperkte reisafstand zal de verhuizing voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsook voor de vader dus gevolgen hebben, waarbij duidelijk is dat het de ouders niet lukt om daarover met elkaar in gesprek te gaan om oplossingen te vinden of afspraken te maken. Duidelijk is dat er een groot communicatieprobleem is tussen de ouders en dat de vader op geen enkele manier althans niet tijdig is betrokken in het besluitvormingsproces rondom een mogelijke verhuizing. Er is geen onderling overleg en ook tijdens de overdrachtsmomenten hebben de ouders geen contact met elkaar.
4.4.5.Voorts staat vast dat de moeder in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg onjuist heeft geïnformeerd. De stelling dat ze niet bewust onjuiste informatie heeft gegeven acht het hof niet aannemelijk, te meer nu vaststaat dat de moeder ten tijde van de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft verklaard dat ze dringend op zoek was naar een woning terwijl ze op dat moment al een woning in [plaats] had gekocht. Sterker nog, uit de overgelegde stukken is gebleken dat de moeder al op 13 augustus 2024 de woning in (mede) eigendom heeft verkregen. Zij heeft nagelaten hier melding van te maken, ook niet tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Evenmin heeft de moeder op eigen initiatief aan de vader bericht dat ze een woning in [plaats] had gekocht. De moeder is in strijd met de bestreden beschikking en zonder instemming van de vader kennelijk in oktober 2024 met de kinderen naar België verhuisd. Het hof rekent deze handelwijze de moeder aan, te meer nu ze hiermee onnodig extra onrust heeft veroorzaakt voor de kinderen en de strijd tussen haar en de vader heeft verhoogd. Weliswaar verblijft ze thans na de tussen partijen getroffen tijdelijke overeenstemming met de kinderen bij haar ouders in [plaats] , maar dit is ook voor de kinderen een ongewenste situatie, die de moeder welbewust is aangegaan. Nu de ouders in het door de vader aanhangig gemaakte kort geding zijn overeengekomen dat de kinderen voorlopig slechts één weekend per zes weken in België zullen verblijven, kan in ieder geval niet worden aangenomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inmiddels zijn geworteld in [plaats] .
4.4.6.Uit het voorgaande volgt dat er geen sprake is van een noodzaak om naar [plaats] te verhuizen, dat niet gebleken is van een goed voorbereide en doordachte verhuizing en dat bij afweging van alle betrokken belangen het financiële belang van de moeder bij een verhuizing naar [plaats] niet voldoende doorslaggevend is om het verzoek tot vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats] te mogen verhuizen, toe te wijzen. Gelet hierop komt het hof niet toe aan het verzoek van de moeder om de kinderen aldaar of (subsidiair) bij de vader in te schrijven. De grief van de moeder faalt en het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
Verzoeken vader tot verhuisverbod, bevel terugverhuizing en verbod om naar België te gaan
4.4.7.De vader heeft in hoger beroep ook verzoeken gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de advocaat van de vader toegelicht dat deze verzoeken moeten worden gezien als een vermeerdering van zijn (voorwaardelijke) verzoek in eerste aanleg. Gelet op de nieuwe feiten en omstandigheden, namelijk de omstandigheid dat de moeder reeds met de kinderen is verhuisd, zijn de verzoeken in hoger beroep vermeerderd. De advocaat van de moeder heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt. Gelet hierop zal het hof de verzoeken inhoudelijk beoordelen.
4.4.8.Het primair onder 1. verzochte zal (deels) worden toegewezen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het de moeder niet is toegestaan om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] . Hoewel de moeder feitelijk is verhuisd naar [plaats] verblijven de kinderen inmiddels weer met de moeder bij de grootouders in [plaats] als ze niet bij de vader zijn. Daarnaast zijn de kinderen inmiddels ingeschreven op het adres van de vader. Derhalve ligt het verbod tot verhuizing met de kinderen voor toewijzing gereed. Tevens zal de verzochte dwangsom worden toegewezen, zij het dat deze wordt gematigd. Vast staat dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank onjuiste informatie heeft verstrekt, in strijd met de bestreden beschikking heeft gehandeld en feitelijk met de kinderen is verhuisd. Het hof ziet hierin reden voor het opleggen van een dwangsom, waarbij het hof de hoogte zal bepalen op € 50.000,- indien de moeder handelt in strijd met het verbod.
4.4.9.Slechts voor zover mocht blijken dat de moeder inmiddels (opnieuw) met de kinderen is verhuisd naar [plaats] heeft de vader belang bij toewijzing van zijn primair onder 2. geformuleerde gebod tot terugverhuizing naar [plaats] . Het hof zal dat verzoek in zoverre toewijzen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet het hof tevens aanleiding de verzochte dwangsom toe te wijzen met dien verstande dat deze zal worden gematigd, aldus dat de moeder een dwangsom van € 2.500,- per dagdeel verbeurt indien de moeder niet terugverhuist naar [plaats] met een maximum van € 50.000,-.
4.4.10.Het onder primair 3. verzochte wordt afgewezen. Een algemeen verbod voor de moeder om met de kinderen naar [plaats] te gaan is te verstrekkend. Dit zou immers betekenen dat de kinderen nimmer in de woning in [plaats] zouden kunnen verblijven. Dat neemt echter niet weg dat de moeder, als gevolg van het verhuisverbod respectievelijk het terugverhuisgebod en het feit dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, gehouden is om met de kinderen indien zij volgens de zorgregeling bij haar zijn ook in overwegende mate geacht wordt in [plaats] te verblijven.
4.4.11.Nu de
primaireverzoeken onder 1. en 2. worden toegewezen komt het hof niet toe aan het
subsidiaireverzoek van de vader, waarbij hij, kort gezegd, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem en inschrijving van de kinderen op zijn adres heeft verzocht. Het staat de ouders uiteraard vrij om daar in onderling overleg, gelet op deze beschikking, nadere afspraken over te maken.
4.4.12.Samenvattend: uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, kort gezegd, dat de kinderen niet mogen verhuizen naar [plaats] . Dat betekent ook dat het de moeder niet is toegestaan om de kinderen in te schrijven op haar woonadres in [plaats] noch bij een huisarts of enige school aldaar. Weliswaar wordt geen algemeen verbod opgelegd aan de moeder om met de kinderen naar [plaats] te gaan, duidelijk is echter dat geen toestemming wordt verleend om daar met de kinderen te gaan wonen althans in overwegende mate te verblijven. Voor zover zij toch met de kinderen is verhuisd wordt zij geboden alsnog terug te verhuizen. Indien de moeder zich niet houdt aan deze beslissing verbeurt zij een dwangsom.
4.4.13.Het hof begrijpt dat door de aankoop van de woning in [plaats] voor de moeder een lastige situatie is ontstaan. Het ligt op de weg van de moeder en de vader om in overleg te gaan over de vraag wat dit voor de kinderen betekent en zo nodig nadere afspraken te maken omtrent bijvoorbeeld de hoofdverblijfplaats en de inschrijving van de kinderen. Daarbij wordt hen in overweging gegeven al dan niet met hulp via de gemeente in het belang van de kinderen de ontstane communicatieproblemen vlot te trekken.
4.4.14.Het hof zal de proceskosten compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.