ECLI:NL:GHSHE:2025:567

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
200.345.902_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van curatele en benoeming van een nieuwe curator afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de betrokkene tot opheffing van de curatele. De betrokkene verblijft in een psychiatrische instelling op basis van een zorgmachtiging, maar het hof oordeelt dat dit op zichzelf niet betekent dat curatele niet meer noodzakelijk is. De betrokkene heeft verzocht om de curatele op te heffen of om te zetten naar een lichtere maatregel, namelijk mentorschap, en om een nieuwe curator te benoemen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeken van de betrokkene niet zijn onderbouwd met voldoende bewijs dat de huidige curator niet meer geschikt is. De betrokkene heeft in het verleden al meerdere keren van curator gewisseld, maar het hof concludeert dat er geen ernstige verstoring van de verhouding tussen de betrokkene en de curator is aangetoond. De curator heeft aangegeven dat de betrokkene nog steeds een psychische stoornis heeft en dat de curatele noodzakelijk is om haar belangen te beschermen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd en de verzoeken van de betrokkene afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 februari 2025
Zaaknummer: 200.345.902/01
Zaaknummer eerste aanleg: 11042563 CU VERZ 24-76
in de zaak in hoger beroep van:
[betrokkene 1] ,
wonende in [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[curator] , h.o.d.n. [naam] B.V.,
statutair gevestigd in Utrecht, vestiging Houten,
hierna te noemen: de curator,
en
[zoon van betrokkene] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zoon van de betrokkene.
Deze zaak gaat over het verzoek van de betrokkene strekkende tot opheffing van de curatele, dan wel omzetting van de curatele in een mentorschap en benoeming van een andere persoon tot curator of mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 6 september 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de betrokkene verzocht, om, voor zover de wet dit toelaat
uitvoerbaar bij voorraad:
1. dit hoger beroep gegrond te verklaren;
2. de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
Primair:
[curator] B.V. te [plaats] te ontslaan van de taken als curator van
de betrokkene en de curatele volledig op te heffen;
Subsidiair:
[curator] B.V. te [plaats] als curator van de betrokkene te ontslaan, en een andere persoon of organisatie als mentor van de betrokkene aan te stellen;
Meer subsidiair:
[curator] B.V. te [plaats] als curator van de rechthebbende te ontslaan, en een andere persoon of organisatie als curator van de rechthebbende aan te stellen;
3. geïntimeerde tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van de
proceskosten van appellante, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van uw beschikking, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf verstrijking van voornoemde termijn tot aan de dag van voldoening.
2.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V6-formulier van 9 januari 2025, met bijlagen, ontvangen van de advocaat van de betrokkene, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de mail van de curator van 17 januari 2025, met bijlagen;
- de mail van de curator van 17 januari 2025, met bijlage;
- de mail van de advocaat van de betrokkene van 20 januari 2025;
- de mail van de advocaat van de betrokkene, met bijlage, van 22 januari 2025.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025 (op verzoek van betrokkene en haar advocaat) via een digitale verbinding. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat en voor wie als tolk heeft opgetreden
Y. Wongsuwan (tolknummer 18184);
- [betrokkene 2] en [betrokkene 3] namens [bedrijf 1] B.V.
2.3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de betrokkene een pleitnota voorgedragen.
2.4.
De zoon van de betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft na de mondelinge behandeling van de curator op 22 januari 2025 een e-mail ontvangen waaruit blijkt dat de curator het uittreksel van de Kamer van Koophandel naar de advocaat van de betrokkene heeft doorgezonden.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij beschikking van 15 december 2011 heeft de kantonrechter de betrokkene met ingang van diezelfde datum onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, met benoeming van [voormalig curator] ( [bedrijf 2] ) te [plaats] als curator.
De kantonrechter heeft met ingang van 16 april 2014 [voormalig curator] ( [bedrijf 2] ) te [plaats] ontslagen als curator, onder gelijktijdige benoeming van [voormalig curator] B.V. te [plaats] tot curator.
De kantonrechter heeft met ingang van 20 april 2021 [voormalig curator] B.V. te [plaats] ontslagen als curator, onder gelijktijdige benoeming van [curator] B.V. te [plaats] , tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank de verzoeken van de betrokkene, primair strekkende tot opheffing van de curatele en subsidiair tot omzetting van de curatele naar een mentorschap en meer subsidiair tot wijziging van de curator, afgewezen.
3.3.
De betrokkene kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De betrokkene voert, samengevat, het volgende aan. De betrokkene betoogt met haar eerste grief dat niet is gebleken dat mevrouw [curator] door [bedrijf 1] B.V. gemachtigd is geweest om in de procedure in eerste aanleg op te treden en dat ten gevolge hiervan er geen rechtsgeldig verweer is gevoerd. Volgens de betrokkene had vanwege het ontbreken van de benodigde machtiging het verzoekschrift in eerste aanleg door de rechtbank als onweersproken toegewezen moeten worden.
De betrokkene betoogt met haar tweede grief dat zij geen beschermingsmaatregel nodig heeft, dan wel dat een mentorschap kan volstaan, omdat er ten behoeve van de betrokkene een zorgmachtiging is verleend op grond waarvan zij op een psychiatrische afdeling verblijft. Hierdoor kan de betrokkene de benodigde zorg worden geboden zonder dat daar curatele voor nodig is. Bovendien kan de betrokkene voor de behartiging van haar belangen terecht bij de patiëntvertrouwenspersoon van de instelling waar zij verblijft. Indien er een beschermingsmaatregel ten behoeve van de betrokkene in stand blijft, verzoekt de betrokkene een andere persoon als curator/mentor aan te stellen. De communicatie met de curator verloopt niet goed en ook de advocaat van de betrokkene krijgt van de curator geen voortvarende reactie. Daar komt bij dat de betrokkene zich onvoldoende gesteund voelt in haar wens om te kunnen remigreren naar Thailand. De betrokkene kan in Thailand bij haar zus wonen en haar zus en zwager willen haar helpen bij de praktische kant van de verhuizing. Voor deze begrijpelijke remigratiewens is het nodig dat de curator actief meedenkt en meezoekt naar een psychiater die haar in Thailand kan behandelen. De betrokkene verwijst naar jurisprudentie van het EHRM en beroept zich op schending van artikel 5 EVRM, omdat de curator niet (of onvoldoende) medewerkt aan de remigratiewens van de betrokkene met het gevaar van isolatie als gevolg.
3.5.
De curator voert, samengevat, het volgende aan. De curator voert aan gemachtigd te zijn om in de procedure op te kunnen treden namens [bedrijf 1] B.V.
Voortzetting van de curatele is volgens de curator noodzakelijk. Een mentorschap alleen is onvoldoende om de belangen van de betrokkene te kunnen behartigen. De curator verwacht bovendien niet dat de situatie voor de betrokkene anders wordt als er een nieuwe curator wordt benoemd. De betrokkene is al een keer van curator gewisseld, en volgens de curator komt de moeizame samenwerking en het ongenoegen vooral door (de problemen van) de betrokkene zelf. De betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en houdt zich niet aan de afspraken van de afdeling in de GGZ-instelling waar zij verblijft. Zo rookt zij op de kamer en dreigt de betrokkene met brandstichting als ze het ergens niet mee eens is. De curator heeft regelmatig contact met de betrokkene (zij belt de curator veelvuldig) en de curator bezoekt haar iedere twee maanden. De wens van de betrokkene om naar Thailand terug te keren is de curator bekend. De curator heeft geprobeerd om via het [instantie 1] contact te krijgen met de familieleden van de betrokkene in Nederland, maar dat is niet gelukt. De zus van de betrokkene is vorig jaar in Nederland geweest en heeft toen aan de curator aangegeven dat het niet haalbaar is om de betrokkene bij de zus in huis de zorg te bieden die zij nodig heeft. De curator heeft geen gegevens van de zwager die de betrokkene kennelijk wil helpen, en geen gegevens van de door de betrokkene voorgestelde psychiater in Thailand.
Het wettelijk kader
3.6.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter de curatele opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, alsmede ambtshalve.
3.7.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen is gebleken dat mevrouw [curator] gemachtigd is om als curator (in opleiding) op te treden namens [bedrijf 1] B.V. Immers, [betrokkene 3] , volgens het overlegde uittreksel van de Kamer van Koophandel bestuurder van [bedrijf 1] B.V., heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat mevrouw [curator] gemachtigd is om [bedrijf 1] B.V. te vertegenwoordigen. Daarmee faalt de eerste grief.
3.8.
Het hof dient voorts te beoordelen of voortzetting van de curatele noodzakelijk en/of zinvol is. Het hof is van oordeel dat dat het geval is. Gebleken is dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizo-affectieve stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol. De betrokkene is met ingang van 15 december 2011 onder curatele gesteld en verblijft reeds sinds 2011 op een afdeling van [instantie 2] . De rechtbank heeft bij beschikking van 18 december 2024 op verzoek van de Officier van Justitie een zorgmachtiging verleend (aansluitend op een eerder verleende zorgmachtiging) ten behoeve van de betrokkene voor de duur van maximaal 24 maanden, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg diverse maatregelen kunnen worden genomen, waaronder het opnemen in een accommodatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten. Uit voornoemde beschikking blijkt dat vanuit een ontbrekend ziektebesef- en inzicht de betrokkene niet kan beoordelen welke zorg voor haar noodzakelijk is en zij de gevolgen van het beëindigen van de noodzakelijke verplichte zorg niet kan overzien. De beschreven gevaarscriteria zoals verwaarlozing, acute teloorgang, alcoholgebruik, oneigenlijk gebruik van 112, overlast en brandgevaar worden steevast ontkend. Ook blijkt uit voornoemde beschikking dat de betrokkene zich regelmatig onttrekt aan de afdeling waar ze verblijft, waarbij de betrokkene veelvuldig alcohol nuttigt en gokt. Tevens zijn er vermoedens van prostitutie.
3.9.
Uit het voorgaande blijkt dat er nog altijd ernstige zorgen zijn over de geestelijke toestand van de betrokkene en het middelengebruik. Niet gesteld of gebleken is dat de betrokkene op dit moment niet meer handelingsonbekwaam is. Het feit dat de betrokkene op basis van een zorgmachtiging in een instelling voor psychiatrische zorg verblijft, betekent bovendien niet dat om die enkele reden de curatele niet meer noodzakelijk is. De curator heeft aangegeven met regelmaat betrokken te zijn bij de behandeling van de betrokkene, aanspreekpunt te zijn voor de regiebehandelaar en het behandelplan dient te accorderen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat, ondanks de aanwezige zorgmachtiging, de positie van curator van toegevoegde waarde is onder andere om te overzien of de zorg op de juiste wijze in het belang van de betrokkene is geregeld. Dat de betrokkene contact op kan nemen met de patiënt vertrouwenspersoon binnen de instelling doet hier niet aan af, omdat dit de betrokkene niet dezelfde bescherming biedt als een ondercuratelestelling.
Daarnaast dienen de financiële belangen van de betrokkene te worden behartigd door de curator, nu niet gesteld of gebleken is dat de betrokkene hiertoe zelf in staat moet worden geacht. Bovendien heeft de curator onbetwist gesteld dat er zorgen blijven bestaan over bijvoorbeeld de aankopen die betrokkene wil doen.
Gelet op het voorgaande is het hof, alles overziend, van oordeel dat voortzetting van de curatele noodzakelijk en zinvol is.
Het omzetten van de curatele naar een lichtere maatregel, namelijk mentorschap, is naar het oordeel van het hof gelet op bovengenoemde omstandigheden niet in het belang van de betrokkene. Zowel de persoonlijke als de financiële belangen dienen behartigd te worden en een mentorschap biedt de betrokkene onvoldoende bescherming.
3.10.
De betrokkene heeft voorts verzocht om, bij instandhouding van de curatele of bij omzetting naar een mentorschap, een andere persoon tot curator/mentor te benoemen. Hoewel vaststaat dat de betrokkene in 2014 en in 2021 reeds van curator is gewisseld, is voor het hof niet duidelijk is geworden wat destijds de aanleiding is geweest voor die wisselingen. Op dit moment wil de betrokkene (opnieuw) een andere curator krijgen, omdat er volgens de betrokkene geen sprake is van een goede samenwerking. Het hof stelt vast dat op basis van de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen niet is gebleken dat de verhouding tussen de curator en de betrokkene dusdanig verstoord is dat dit moet leiden tot opheffing van de curatele, dan wel dat voortzetting van de samenwerking met deze curator niet meer mogelijk is, zoals de betrokkene stelt. De jurisprudentie waar de betrokkene naar heeft verwezen, maakt dit niet anders. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat de curator tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven in principe welwillend tegenover de remigratiewens van de betrokkene naar Thailand te staan en dit te willen onderzoeken. De advocaat van de betrokkene heeft in dit verband aangegeven de contactgegevens van de familieleden in Thailand aan de curator te zullen verstrekken. Bovendien heeft de curator verklaard reeds enig onderzoek te hebben verricht naar de mogelijkheden om naar Thailand te kunnen verhuizen, maar dat zij de gegevens niet kreeg van de door de betrokkene voorgestelde psychiater in Thailand en ook niet van de familieleden van de betrokkene. De jurisprudentie waar de betrokkene in dit verband naar verwijst, alsmede de gestelde schending van artikel 5 EVRM treffen in dit geval geen doel aangezien niet is gebleken dat, zoals de betrokkene stelt, de curator niet bereid is om mee te werken aan de remigratiewens van de betrokkene.
De stelling van de betrokkene dat de curator niet reageert op haar verzoeken, maar ook niet op die van de advocaat, om inzage (in de financiën) is door de curator weliswaar als zodanig niet betwist, maar de curator heeft wel aangegeven dat de betrokkene de curator veelvuldig benadert (zij belt op dinsdag en donderdag meerdere keren naar de curator). Wat daar ook van zij, het hof gaat er vanuit dat de curator op verzoek van de betrokkene de benodigde inzage zo spoedig mogelijk aan haar verschaft. Voor het overige zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat voortzetting van de curatele met de huidige curator niet meer mogelijk is. Van belang daarbij is ook dat er van de kant van de curator geen bezwaren zijn gerezen tegen het voortzetten van de curatele.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de verzoeken van de betrokkene in hoger beroep afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof zal gelet op de aard van de procedure de proceskosten compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 21 juni 2024;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.D.M. van der Linden en
C.L.M. Smeets en is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.