ECLI:NL:GHSHE:2025:578

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
20-000203-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van het dossier en de verklaringen van de betrokkenen. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van aangever [slachtoffer] op 12 mei 2022 te Dongen. De feiten waren omstreden, waarbij zowel de verdachte als de aangever claimden dat de ander het geweld had begonnen. Het hof concludeerde dat de feitelijke toedracht niet voldoende duidelijk was geworden en dat er geen wettige bewijsmiddelen waren om de tenlastegelegde mishandeling te bewijzen. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat de verdachte in noodweer had gehandeld. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000203-24
Uitspraak : 24 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 januari 2024, in de strafzaak met parketnummer 02-187590-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘
mishandeling’ veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit, zulks op de voet dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toekomt, reden waarom de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd, met dien verstande dat het hof toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en aan verdachte geen straf zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 12 mei 2022 te Dongen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen de slaap, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of (daarbij) ten val te brengen en/of tegen de wang, althans tegen het gezicht/hoofd, te slaan en/of te stompen en/of te stoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft de advocaat-generaal gewezen op de aangifte van aangever [slachtoffer] en de getuigenverklaringen van – met name – de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Uit het samenstel van hun verklaringen volgt dat de verdachte agressief en opgefokt was, hij aangever [slachtoffer] op het terras van [restaurant] aan [adres 2] heeft opgezocht, hij met aangever om de hoek van het terras een straat is ingelopen en dat hij aldaar aangever heeft geslagen. De alternatieve lezing van de verdachte – kort gezegd inhoudende – dat hij naar aangever is toegelopen om zijn excuses aan te bieden en dat aangever de verdachte in de straat naast het terras, de [adres 3] , als eerste heeft geslagen, zodat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt, vindt geen steun in het dossier en is derhalve niet aannemelijk geworden, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof – voor zover ter beoordeling van het tenlastegelegde relevant – de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Niet ter discussie staat dat er op 12 mei 2022 te Dongen nabij de [adres 3] en de [adres 2] onenigheid en een handgemeen is ontstaan tussen de verdachte en aangever [slachtoffer] , zulks naar aanleiding van – kort gezegd – een incident in het verkeer, waarbij vanwege een valpartij van een fietser op de rijbaan een file was ontstaan. De verdachte stond met zijn auto in die file en daarbij heeft hij op enig moment meermalen geclaxonneerd. Aangever [slachtoffer] zat op het terras aan [adres 2] , grenzend aan de [adres 3] , en hij heeft bij het verkeersincident hulp verleend aan de fietser en de verdachte aangesproken op het claxonneren. Daarop is een woordenwisseling ontstaan tussen aangever en de verdachte (moment een). Vervolgens is aangever teruggelopen naar het terras. De verdachte is kort daarna uit zijn auto gestapt en naar het terras toegelopen. Op het terras heeft de verdachte aangever aangesproken en zij zijn op verzoek van aangever een straat naast het terras ingelopen. Aldaar is het tussen de verdachte en aangever tot een fysieke confrontatie gekomen (moment twee). Na dit incident is de verdachte teruggegaan naar zijn auto, welke zich nog in de buurt bevond. Achter het stuur zat op dat moment de vrouw van verdachte. Aangever is de verdachte gevolgd en hij heeft het portier van de auto aan de bestuurderszijde geopend, waarna het bij de auto andermaal tot een fysieke confrontatie is gekomen tussen de verdachte en aangever (moment drie).
Over de loop der gebeurtenissen die in de straat naast het terras hebben plaatsgevonden (moment twee) lopen de lezingen (grotendeels) uiteen.
Aangever heeft zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris – samengevat weergegeven – verklaard dat de verdachte hem agressief heeft benaderd op het terras. Omdat aangever daar zat met zijn gezin, heeft hij voorgesteld om naar de straat naast het terras te gaan. De verdachte is met hem meegelopen en aldaar heeft de verdachte aangever onverhoeds tegen zijn rechterslaap geslagen, waardoor hij op de grond viel. De verdachte is vervolgens naar zijn auto gerend. Achter het stuur zat een vrouw. Om te verhinderen dat de auto weg zou rijden, heeft aangever het portier aan de bestuurderszijde opengedaan, in een poging om de autosleutel af te pakken, waarop de verdachte aangever een vuistslag op de rechterwang heeft gegeven.
De verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie, alsmede ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, de lezing van aangever met klem ontkend. De verdachte heeft – in de kern – verklaard dat hij aangever op het terras heeft aangesproken, dit met de bedoeling om het misverstand met betrekking tot het verkeersincident uit te praten. De verdachte is vervolgens op verzoek van aangever met hem de straat naast het terras ingelopen en daar heeft aangever de verdachte als eerste geslagen. Hij heeft zich aan het geweld – waarbij volgens de verklaring van de verdachte bovendien nog een andere, de aangever bekende persoon, betrokken was – proberen te onttrekken en verdachte is de straat uitgerend. In de buurt zag hij zijn auto, met achter het stuur zijn vrouw, en daar is verdachte naartoe gerend. Aangever is hem achterna gekomen en heeft vervolgens het portier aan de bestuurderszijde geopend, hetgeen de verdachte heeft geprobeerd te verhinderen. Daarop is wederom een handgemeen ontstaan.
Getuige [getuige 1] heeft – in de kern – verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte het terras op kwam lopen, dat hij op zoek was naar aangever, dat aangever wegliep en dat aangever en de verdachte samen de hoek omliepen. De getuige zag aangever en de verdachte de hoek omgaan. De getuige is achter hen aangelopen en aan het einde van de steeg is hij op de hoek blijven staan. De getuige zag de auto staan die eerder bij het opstootje was betrokken. Achter het stuur zat een vrouw en hij hoorde haar hysterisch gillen. De getuige zag dat de verdachte aangever een flinke tik tegen zijn hoofd gaf. De getuige zag dat de man die de klap had gegeven de auto instapte en wegreed. De man die de klap gaf kwam agressief en opgefokt op hem over.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de feitelijke toedracht niet voldoende duidelijk is geworden. De verdachte en aangever hebben beiden verklaard dat de ander is begonnen met het uitoefenen van geweld. Uit de beschrijving van het letsel van aangever en dat van verdachte en de foto’s van de letsels in het dossier, kan niet worden afgeleid wiens beschrijving van de gebeurtenis met de feitelijke toedracht overeenkomt. Evenmin bieden de overige stukken in het dossier uitsluitsel over die vraag. De zich in het dossier bevindende verklaring van getuige [getuige 1] lijkt deels de verklaring van aangever te bevestigen, namelijk dat de verdachte hem met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, doch uit die verklaring van getuige [getuige 1] valt niet met zekerheid af te leiden dat zijn waarnemingen betrekking hebben op de aanvang van het geweld in de straat naast het terras (moment twee), daar hetgeen hij heeft gezien ook betrekking kan hebben op de daaropvolgende confrontatie bij de auto van de verdachte (moment drie). Ook de andere getuigenverklaringen in het dossier bieden op dit punt onvoldoende helderheid. De getuigen hebben niets verklaard over de aanvang van het geweld in de straat naast het terras, dan wel niet het verloop van de hele gebeurtenis gezien. Bovendien bevatten de verklaringen waarnemingen die niet kunnen kloppen.
Het hof kan op basis van de zich in het dossier bevindende verklaringen niet onomstotelijk vaststellen hoe een en ander zich precies heeft voltrokken en – in het bijzonder – wie daarbij heeft gereageerd op wie en wie het eerst heeft geslagen. Of het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op het toebrengen van pijn of letsel aan aangever, waartegen aangever zich heeft verdedigd, of dat verdachte zich heeft verdedigd tegen een (wederrechtelijke) aanval van aangever, blijft voor het hof in het ongewisse nu andere bewijsmiddelen die de lezing van de een of de ander ter zake van de kern van de betreffende gebeurtenis bevestigen, ontbreken. Het hof is om die reden van oordeel dat in dit geval de lezing van verdachte niet als volstrekt onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Uitgaande van verdachtes lezing was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de kant van de aangever.
Op grond van het voorgaande kan aldus niet worden uitgesloten dat de verdachte in noodweer heeft gehandeld en kan het hof derhalve niet buiten redelijke twijfel op grond van wettige bewijsmiddelen de tenlastegelegde mishandeling bewezen achten. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Bij voormelde stand van zaken behoeven de overige verweren van de verdediging geen verdere bespreking.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. L. Feraaune, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 24 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Feraaune voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.