In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van tijdelijke voogden voor een minderjarige, geboren in 2021. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de beoogde voogden tijdelijk met de voogdij over de minderjarige te belasten, omdat de gezagdragende ouder, de moeder, tijdelijk niet in staat was om het gezag uit te oefenen. De moeder woont op Curaçao en heeft praktische en communicatieve beperkingen die het nemen van gezagsbeslissingen bemoeilijken. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks goed contact met de beoogde voogden, niet in staat is om tijdig de benodigde gezagsbeslissingen te nemen, wat leidt tot een gezagsvacuüm. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd en de beoogde voogden benoemd tot tijdelijke voogden over de minderjarige, in het belang van diens ontwikkeling en welzijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.