ECLI:NL:GHSHE:2025:617

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
200.343.421_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming tijdelijke voogdij in geval van gezagsvacuüm voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van tijdelijke voogden voor een minderjarige, geboren in 2021. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de beoogde voogden tijdelijk met de voogdij over de minderjarige te belasten, omdat de gezagdragende ouder, de moeder, tijdelijk niet in staat was om het gezag uit te oefenen. De moeder woont op Curaçao en heeft praktische en communicatieve beperkingen die het nemen van gezagsbeslissingen bemoeilijken. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks goed contact met de beoogde voogden, niet in staat is om tijdig de benodigde gezagsbeslissingen te nemen, wat leidt tot een gezagsvacuüm. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd en de beoogde voogden benoemd tot tijdelijke voogden over de minderjarige, in het belang van diens ontwikkeling en welzijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 maart 2025
Zaaknummer: 200.343.421/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/328298 / FA RK 24-873
in de zaak in hoger beroep van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , Curaçao,
hierna te noemen: de moeder,
[beoogd voogd 1],
en
[beoogd voogd 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [beoogd voogd 1] respectievelijk [beoogd voogd 2] , tezamen: de beoogd voogden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 juli 2024, heeft de raad verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het oorspronkelijke verzoek van de raad alsnog toe te wijzen en de beoogd voogden met de tijdelijke voogdij over [minderjarige] te belasten.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen
.
2.3.
Het hof heeft bij brief van 22 januari 2025 aan de raad een regievraag gesteld. Het hof heeft de raad daarbij verzocht om schriftelijk nader toe te lichten op welke grond de Nederlandse rechter gebonden is aan het
‘Protocol inzake de samenwerking op het gebied van voogdijvoorzieningen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen van 11 januari 2006’(hierna: de Voogdijregeling).
2.4.
Bij brief van 27 januari 2025 heeft de raad hierop schriftelijk gereageerd.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
-[beoogd voogd 2] .
2.5.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.2.
Op 28 januari 2025 heeft [beoogd voogd 2] het hof verzocht om [beoogd voogd 1] – vanwege zijn verblijf op Curaçao – digitaal te horen. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd. Het is [beoogd voogd 1] echter niet gelukt om digitaal aan te sluiten bij de mondelinge behandeling. [beoogd voogd 2] heeft, nadat zij telefonisch hierover contact heeft gehad met [beoogd voogd 1] , tijdens de mondelinge behandeling ook namens [beoogd voogd 1] het woord gevoerd.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit de moeder is [minderjarige] geboren. De vader van [minderjarige] is onbekend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
[minderjarige] woont sinds juli 2023 bij de beoogd voogden. [minderjarige] staat sinds 3 januari 2024 ingeschreven op het adres van de beoogd voogden. De moeder woont op Curaçao.
De procedure in eerste aanleg
3.3.
De raad heeft – na een daartoe strekkend onderzoek – de rechtbank verzocht om de beoogd voogden tijdelijk met de voogdij over [minderjarige] te belasten.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank genoemd verzoek van de raad afgewezen.
De procedure in hoger beroep
3.5.
De raad kan zich met deze beslissing van de rechtbank niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.6.
Het standpunt van de raad luidt – samengevat – als volgt.
De rechtbank heeft het verzoek ten onrechte afgewezen. De huidige gezagspositie van de moeder volstaat niet om de voor [minderjarige] nodige zaken te realiseren. Naast de grote fysieke afstand en het tijdsverschil, is de moeder de Nederlandse taal onvoldoende machtig en heeft zij onvoldoende kennis van de Nederlandse wet- en regelgeving. Ook beschikt de moeder op Curaçao niet over de juiste middelen om snel voor gezagsbeslissingen te kunnen tekenen. Over [minderjarige] moeten meer (gezags)beslissingen worden genomen dan gemiddeld. [minderjarige] kampt met een spraak- en taalachterstand en met KNO-problemen. Weliswaar is het nog niet voorgekomen dat er niet tijdig gezagsbeslissingen over [minderjarige] genomen konden worden, maar dat neemt niet weg dat zo’n situatie zich in de toekomst wel voor kan gaan doen. Met een tijdelijke voogdijmaatregel kan dit voorkomen worden. De raad heeft er ook moeite mee dat de moeder tekent voor gezagsbeslissingen, terwijl zij eigenlijk niet goed weet waarvoor zij tekent. Bovendien is er inmiddels sprake van een gewijzigde situatie. De moeder komt niet meer naar Nederland, omdat de woning van de beoogd voogden daarvoor niet geschikt is. De beoogd voogden zorgen fulltime voor [minderjarige] . Het is beter dat de gezagsbeslissingen over [minderjarige] door zijn feitelijke opvoeders worden genomen; zij hebben zicht op de ontwikkeling van [minderjarige] . De beoogd voogden zijn door de raad gescreend en zij voorzien goed in de basisbehoeften van [minderjarige] . Verder zijn [instantie] en het consultatiebureau bij [minderjarige] betrokken (geweest). [minderjarige] gaat binnenkort naar school, zodat er ook langs die weg zicht op hem is. In de Voogdijregeling wordt voorzien in de voogdij van minderjarigen, onder andere uit Curaçao, die zich zelfstandig – zonder ouders – in Nederland vestigen. Het doel van die regeling is te voorkomen dat deze minderjarigen, eenmaal in Nederland, niet meer onder het wettelijk vereiste gezag staan, omdat hun ouders op Curaçao achterblijven en daar geen, althans onvoldoende zicht hebben op de minderjarigen in Nederland. Weliswaar is de Voogdijregeling in dit geval strikt genomen niet van toepassing, maar dient er wel in de geest/bedoeling van de Voogdijregeling te worden beslist. Op grond van de Voogdijregeling had het verzoek van de raad moeten worden toegewezen. De beoogd voogden hebben in dat geval ook de mogelijkheid om aanspraak te maken op de in Nederland aanwezige financiële en fiscale regelingen vanuit de overheid. Dat is ook in het belang van [minderjarige] . De moeder kan de beoogd voogden namelijk onvoldoende financiële steun bieden.
3.7.
[beoogd voogd 2] voert tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De moeder verleent altijd haar toestemming wanneer de beoogd voogden dat aan haar vragen. De beoogd voogden weten wat goed is voor [minderjarige] . Het verlenen van die toestemming verloopt nu via omwegen. De moeder beschikt thuis niet over internet en heeft alleen prepaid telefoon. Een ander kind van de moeder moet toegezonden formulieren voor haar downloaden. De moeder moet vervolgens naar een internetcafé om de formulieren te printen, te tekenen en in te scannen. Dat kost veel tijd, soms wel drie weken voordat de toestemming rond is.
Het gaat goed met [minderjarige] . Hij is de afgelopen maanden erg in zijn ontwikkeling vooruit gegaan. [minderjarige] ontvangt alleen hulpverlening van [instantie] . De hulpverlening van [instantie] is inmiddels gestopt omdat het te lang duurde voordat de moeder haar toestemming verleende. [minderjarige] is daardoor opnieuw op de wachtlijst van [instantie] geplaatst. De beoogd voogden zijn op zoek naar een basisschool voor [minderjarige] omdat hij dit jaar vier wordt.
De motivering van de beslissing
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.8.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt om een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft. Nederlands recht is van toepassing.
Het wettelijk kader
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253r lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 1:253q lid 4 BW kan de rechter op verzoek van de raad een tijdelijke voogd benoemen indien:
a. a) de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen, of
b) het bestaan of de verblijfplaats van de ouders of van één van hen die het gezag uitoefenen, onbekend is.
De inhoudelijke beoordeling
3.8.3.
Op grond van artikel 1:253r lid 2 BW kan de rechtbank, in een geval waarin één ouder met het gezag over een minderjarige is belast en deze ouder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om dat gezag uit te oefenen, een voogd benoemen over de minderjarige. Vast staat dat [minderjarige] sinds juli 2023 bij de beoogd voogden verblijft en dat de woon- en verblijfsplaats van de moeder bekend is. De moeder woont op Curaçao op een voor de beoogd voogden en voor de raad bekend adres. Dit brengt met zich dat het hof enkel dient te beoordelen of sprake is van een situatie waarbij de moeder al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
3.8.4.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, anders dan de rechtbank, van oordeel dat dit het geval is. Vast staat dat de moeder aan de beoogd voogden heeft gevraagd om [minderjarige] in Nederland te verzorgen en op te voeden. Aanvankelijk tijdelijk, maar inmiddels is gebleken dat de moeder – vanwege praktische zaken – niet langer voornemens is om zich met haar twee andere kinderen ook in Nederland te gaan vestigen. Dat betekent dat [minderjarige] mogelijk verder in Nederland zal opgroeien, zonder de nabijheid van een gezagdragende ouder. In het algemeen is het in het belang van een minderjarige dat diegenen die hem feitelijk verzorgen en opvoeden ook in staat zijn om alle noodzakelijke gezagsbeslissingen over deze minderjarige te nemen. Dat is hier niet het geval. De moeder is weliswaar in beeld en er is sprake van een goed contact met de beoogd voogden, maar de grote fysieke afstand, het tijdsverschil, de taalbarrière aan de zijde van de moeder, de praktische beperkingen en het feit dat zij niet goed op de hoogte is van de Nederlandse wet- en regelgeving bemoeilijken het voortvarend nemen van gezags-beslissingen over [minderjarige] . Daarbij komt dat naarmate de tijd verstrijkt de moeder ook niet langer in staat is om gezagsbeslissingen over [minderjarige] te nemen die aansluiten bij zijn ontwikkelingsfase. Dit klemt temeer omdat over [minderjarige] – vanwege zijn spraak- en taalachterstand en KNO-problemen – meer gezagsbeslissingen moeten worden genomen dan gemiddeld. Voorkomen moet worden dat de te nemen gezagsbeslissingen onnodige vertraging oplopen, niet genomen kunnen worden of dat hulpverlenende instanties om die redenen afhaken. Dat is al een keer aan de orde geweest. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is namelijk gebleken dat [minderjarige] (opnieuw) op de wachtlijst van [instantie] is geplaatst omdat de daarvoor benodigde toestemming van de moeder te lang op zich liet wachten. Nog daargelaten wat hier de oorzaak van was, acht het hof het niet in het belang van [minderjarige] dat de voor hem benodigde hulpverlening stagneert en/of met vertraging op gang komt. Genoemde feiten en omstandigheden maken – naar het oordeel van het hof – dat in dit concrete geval sprake is van gezagsvacuüm, waardoor de benoeming van (een) tijdelijke voogd(en) noodzakelijk is.
3.8.5.
Uit het rapport van de raad van 4 maart 2024 en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de raad meerdere voogdijopties voor [minderjarige] de revue heeft laten passeren. Ondanks dat uit het Justitieel Documentaties Systeem (JDS) van zowel [beoogd voogd 2] als [beoogd voogd 1] zaken naar voren zijn gekomen die de raad en ook het hof zorgen baren, heeft de raad de rechtbank uiteindelijk toch verzocht om hen tot tijdelijke voogden over [minderjarige] te benoemen. De raad heeft de beoogd voogden intern gescreend en geschikt bevonden. Uit genoemd raadsrapport blijkt dat de raad onder meer heeft vastgesteld dat [minderjarige] aan de beoogd voogden gehecht is, zij een liefdevolle en betrokken indruk maken, zij goed in de basisbehoeften van [minderjarige] voorzien en dat er voldoende zicht is op [minderjarige] . Zo zijn de beoogd voogden met [minderjarige] naar het consultatiebureau geweest en hebben zij alle hulp die het consultatiebureau voor [minderjarige] adviseerde (logopedie, VVE-indicatie KDV, [instantie] voor onderzoek naar spraak- en taalachterstand en inentingen) aanvaard en ingezet. De beoogd voogden staan open voor hulpverlening, werken hieraan mee en willen het beste voor [minderjarige] . Ook gaat [minderjarige] in november 2025 naar school, waardoor er nog meer zicht op [minderjarige] komt. Dit maakt dat het hof, met de raad van oordeel is, dat de benoeming van de beoogd voogden tot tijdelijke voogden over [minderjarige] op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] is.
De slotsom
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als hierna onder 4 vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 30 april 2024,
en opnieuw rechtdoende:
benoemt tot tijdelijke voogden over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] :
-[beoogd voogd 2]geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ;
-[beoogd voogd 1]geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het Centraal Gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.M.E. Schulmer, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens op 6 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.