In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 28 april 2023 het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een geldige machtiging.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2024 heeft het hof vastgesteld dat de belanghebbende geen toereikende schriftelijke machtiging heeft overgelegd binnen de door het hof gestelde termijn. De machtiging die in het dossier aanwezig was, was niet voorzien van een naam en de handtekening was niet te herleiden. Het hof heeft de belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een geldige machtiging aan te leveren, maar deze is niet ontvangen.
Het hof heeft geconcludeerd dat het ontbreken van een schriftelijke machtiging een verzuim is in de zin van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien de belanghebbende dit verzuim niet heeft hersteld, heeft het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen zes weken na de verzenddatum.