Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 september 2024 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] werd verlengd. De moeder betwist dat zij niet over voldoende opvoedvaardigheden beschikt en stelt dat de GI onvoldoende ondersteuning biedt. De vader heeft ook zijn bezwaren geuit tegen de verlenging van de machtiging, waarbij hij aangeeft dat hij in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ouders momenteel niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van [minderjarige] te bieden die hij nodig heeft, gezien de instabiele situatie en de beperkte omgang met de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de verzoeken van de moeder en de vader zijn afgewezen.