ECLI:NL:GHSHE:2025:675

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
200.343.219_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen stiefvader en minderjarige niet in het belang van het kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de stiefvader om een omgangsregeling met de minderjarige [minderjarige 1]. De stiefvader heeft in zijn beroepschrift verzocht om een omgangsregeling van een weekend per vier weken en een aaneengesloten periode van twee weken in de zomervakantie. De Jeugdbescherming Brabant, als gecertificeerde instelling, heeft verzocht om het verzoek van de stiefvader af te wijzen en de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2025 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven, wat hij ook heeft gedaan. De stiefvader heeft aangegeven dat hij contact wil met de minderjarige, terwijl de GI en de ouders van de minderjarige zich zorgen maken over de impact van dit contact op het herstel van de relatie tussen de minderjarige en zijn ouders. Het hof heeft geconcludeerd dat omgang met de stiefvader op dit moment niet in het belang van de minderjarige is, gezien de huidige situatie en de wens van de minderjarige zelf om geen contact te hebben. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de stiefvader afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 maart 2025
Zaaknummer: 200.343.219/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/398681 / FA RK 23-4706
in de zaak in hoger beroep van:
[de stiefvader] bijgenaamd [naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel,
tegen
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [de moeder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder;
  • [de vader], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de vader.
Als informant wordt aangemerkt:
-
[de gezinsvader], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de gezinshuisvader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 juli 2024, heeft de stiefvader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog toe te wijzen het verzoek zoals door de stiefvader in eerste aanleg is gedaan, namelijk dat de stiefvader een omgangsregeling zal hebben met [minderjarige 1] gedurende een weekend per vier weken van vrijdag 17.00 uur tot en met zondag 19.00 uur, alsook gedurende een aaneengesloten periode van twee weken in de zomervakantie. Subsidiair verzoekt de stiefvader een zodanige omgangsregeling vast te leggen waarbij er in ieder geval regelmatig contact is tussen [minderjarige 1] en de stiefvader, wanneer gewenst onder regie van de GI. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2024, heeft de GI verzocht het verzoek van de stiefvader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De moeder en de vader hebben geen verweerschrift ingediend.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de stiefvader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de moeder;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en er is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met [minderjarige 1] (via een videoverbinding) gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier d.d. 6 augustus 2024 van de zijde van de stiefvader met bijlage (het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 mei 2024).

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de vader en de moeder is [minderjarige 1] geboren.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] .
3.2.
De moeder en de stiefvader hebben in 2012 een relatie gekregen. Eind april 2023 is deze relatie beëindigd. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren: [minderjarige 2] van 8 jaar en [minderjarige 3] van 6 jaar (de halfbroertjes van [minderjarige 1] ). [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de stiefvader (hun vader).
3.3.
Bij beschikking van 11 september 2020 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI, welke maatregel telkens is verlengd, voor het laatst bij beschikking van 3 september 2024 met ingang van 11 september 2024 tot 11 september 2025.
3.4.
Bij beschikking van 17 juni 2023 is er een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een (netwerk)pleeggezin, dan wel een accommodatie voor jeugdhulp verleend voor de duur van drie weken, dus tot 15 juli 2023. Bij beschikking van 28 juni 2023 is een (reguliere) machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een (netwerk)pleeggezin, dan wel een accommodatie voor jeugdhulp, welke maatregel telkens is verlengd. Tot september 2024 verbleef [minderjarige 1] bij zijn tante en oom (netwerkpleeggezin). Sinds september 2024 verblijft [minderjarige 1] in een gezinshuis op een geheime locatie.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de stiefvader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige 1] afgewezen.
3.6.
De stiefvader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De stiefvader voert in het beroepschrift en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. Er is sprake van family life. De stiefvader heeft ruim elf jaar voor [minderjarige 1] gezorgd en een belangrijke rol in het leven van [minderjarige 1] gespeeld. [minderjarige 1] heeft ook zelf aangegeven dat hij contact wil met de stiefvader en hem mist. Met de GI is besproken dat er eerst contactherstel dient te komen tussen [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes en dat daarna kan worden gekeken of contactherstel tussen [minderjarige 1] en de stiefvader mogelijk is. [minderjarige 1] en de halfbroertjes hebben al ruim twee jaar geen contact meer met elkaar. De stiefvader staat achter het contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes. De GI dient dit verder op te pakken, maar tot op heden is voor de stiefvader niet zichtbaar dat er iets gebeurt. Wanneer er begeleid contact wordt opgestart tussen [minderjarige 1] en de halfbroertjes dan wil de stiefvader niet dat een medewerker van de GI aanwezig is bij dit contact. In het geval deze door de stiefvader gestelde voorwaarde ertoe zou leiden dat er geen contact kan zijn tussen de halfbroertjes en [minderjarige 1] en dus ook niet tussen hem en [minderjarige 1] , dan is dat zo. De trajecten van contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn ouders kunnen naast het contactherstel tussen [minderjarige 1] , de halfbroertjes en de stiefvader lopen.
3.8.
De GI voert in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft terecht het verzoek van de stiefvader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. De situatie is ongewijzigd gebleven. [minderjarige 1] heeft veel meegemaakt en een belast verleden. Elke mate van contact tussen [minderjarige 1] en de stiefvader is zeer schadelijk voor het fragiele traject van contactherstel dat in gang is gezet tussen [minderjarige 1] en zijn ouders. De focus ligt op dit moment op het contactherstel tussen [minderjarige 1] en de ouders en dat gaat goed. Er is inmiddels wekelijks contact tussen [minderjarige 1] en zijn ouders. Ook is er een traject bij [instantie 1] waarbij de ouders werken aan een levensverhaal voor [minderjarige 1] . Dit traject staat los van de mogelijkheid tot contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes. De GI probeert met behulp van [instantie 2] begeleid contact op te starten tussen [minderjarige 1] en de halfbroertjes. Dit verloopt moeizaam mede omdat de stiefvader voorwaarden verbindt aan de begeleide omgang tussen [minderjarige 1] en de halfbroertjes en er veel boosheid is bij de stiefvader richting de GI. Ten aanzien van de stiefvader erkent de GI dat er sprake is van family life en beseft de GI ook dat de stiefvader altijd een mate van betrokkenheid zal hebben in het leven van [minderjarige 1] omdat hij ook de vader is van de twee halfbroertjes van [minderjarige 1] . Wellicht dat er in een later stadium een vorm van contact kan zijn tussen [minderjarige 1] en de stiefvader maar daarvoor is het nu te vroeg. [minderjarige 1] geeft zelf ook duidelijk aan dat hij nu geen contact wil met de stiefvader. Niet in te schatten is wanneer en in wat voor vorm, duur en frequentie contact tussen de stiefvader en [minderjarige 1] in het belang van [minderjarige 1] wordt geacht.
3.9.
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Het is een heel complexe situatie. Inmiddels ziet de moeder [minderjarige 1] een keer per twee weken en het contact zal in de toekomst op verzoek van [minderjarige 1] begeleid plaatsvinden. De moeder wil graag dat [minderjarige 1] weer contact heeft met zijn halfbroertjes.
3.10.
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
Door toedoen van de stiefvader was er gedurende een periode geen contact tussen de vader en [minderjarige 1] . Dit contact wordt nu opgebouwd. Inmiddels ziet de vader [minderjarige 1] een keer per week en dat gaat goed. De vader ziet dat het steeds beter gaat met [minderjarige 1] . Het zou te veel voor [minderjarige 1] zijn wanneer wordt besloten dat hij en de stiefvader contact moeten hebben.
3.11.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd.
De raad ziet op dit moment geen mogelijkheden voor contact tussen [minderjarige 1] en de stiefvader. Er is ontzettend veel gebeurd in het leven van [minderjarige 1] . Het is positief dat er weer contact is tussen [minderjarige 1] en zijn ouders. Ook verloopt de samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening goed. Belangrijk is dat er rust komt voor [minderjarige 1] . Daar komt bij dat [minderjarige 1] zelf duidelijk heeft aangegeven dat hij geen contact wil met de stiefvader. Voor nu dient de focus te liggen op het contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn ouders en [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes. Wellicht dat op de lange termijn nog mogelijkheden zijn om te komen tot omgang tussen [minderjarige 1] en de stiefvader. Dit zal naar verwachting een langdurig traject zijn.
3.12.
Het hof oordeelt als volgt.
3.12.1.Ingevolge artikel 1:377a BW stelt de rechter op verzoek van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.12.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat omgang met de stiefvader op dit moment niet in het belang van [minderjarige 1] is. Het hof zal het verzoek van de stiefvader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige 1] dan ook afwijzen.
3.12.3.
De situatie is sinds de mondelinge behandeling in eerste aanleg niet veranderd behalve dat [minderjarige 1] zelf aangeeft dat hij geen contact meer wil met de stiefvader. Er is op dit moment geen ruimte bij [minderjarige 1] voor contactherstel met de stiefvader mede gelet op het hulpverleningstraject dat loopt bij [instantie 1] en de opbouw van het contact tussen [minderjarige 1] en zijn ouders. Met de vader heeft [minderjarige 1] sinds hele lange tijd weer wekelijks contact. Ook met de moeder heeft [minderjarige 1] frequent contact, maar op verzoek van [minderjarige 1] zal dit weer begeleid gaan plaatsvinden. Het is belangrijk dat het contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn ouders ongestoord kan plaatsvinden en verder kan worden opgebouwd en bestendigd. Er wordt geprobeerd om met behulp van [instantie 2] begeleid contact tussen [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes op te starten. Maar door de houding van de stiefvader richting de GI lukt dit niet. De stiefvader laat zich, ook tijdens de mondelinge behandeling, zeer negatief uit over de GI. Dit is zorgelijk. Het lukt de stiefvader niet om zijn eigen belangen en behoeften opzij te zetten en de belangen van zijn kinderen en [minderjarige 1] voorop te stellen. De focus dient te liggen op het contactherstel tussen [minderjarige 1] en zijn ouders en [minderjarige 1] en zijn halfbroertjes alvorens gekeken kan worden naar het contactherstel tussen [minderjarige 1] en de stiefvader. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Omgang tussen [minderjarige 1] en de stiefvader acht het hof op dit moment niet in het belang van [minderjarige 1] . Dit, ondanks de grote rol die de stiefvader lange tijd in het leven van [minderjarige 1] heeft gespeeld.
3.12.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en het verzoek van de stiefvader afwijzen.
Proceskosten
3.13.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
27 mei 2024;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, C.M.J. Peters en E.P. de Beij en is op 13 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier