ECLI:NL:GHSHE:2025:684

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
20-002293-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. dr. M.J.M.A. van der Put
  • mr. R. Lonterman
  • mr. F. van Es
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis rechtbank Oost-Brabant inzake belaging met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had de verdachte niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging, maar had wel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gelast voor het bewezenverklaarde feit van belaging. De verdachte, geboren in 1984, was in detentie en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin het tenlastegelegde was bewezen verklaard. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak voor feit 2 bepleitte en een strafmaatverweer voerde. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank omtrent de toerekenbaarheid van de verdachte en de noodzaak van terbeschikkingstelling. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende bereidheid toonde om mee te werken aan gedragsdeskundig onderzoek, wat de beslissing om de terbeschikkingstelling te handhaven versterkte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001437-24
Uitspraak : 24 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 mei 2024, in de strafzaak met parketnummer 01-285760-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans verblijvende in [detentieadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als
‘overtreding van het bepaalde in artikel 184a van het Wetboek van Strafrecht’(feit 1) en
‘belaging, meermalen gepleegd’(feit 2), de verdachte niet strafbaar verklaard en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Namens de verdachte is vrijspraak voor feit 2 bepleit. Daarnaast is er een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van gronden waarop dit berust.
Aanvullende bewijsoverweging.
In hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit aangezien een hele reeks data waarop de aangever door de verdachte zou zijn lastig gevallen niet zijn bevestigd door de politie. Nog daargelaten dat niet ieder onderdeel van de bewezenverklaring met meer dan een bewijsmiddel moet worden onderbouwd, vallen de door de raadsman in de pleitnota opgegeven data buiten de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Aanvullende strafoverweging.
Ter terechtzitting in hoger beroep lijkt de verdachte enig inzicht te hebben verkregen in het bewezenverklaarde handelen. Daar waar zij tijdens het opsporingsonderzoek en de procedure in eerste aanleg nog volledig bevangen lijkt door de liefdesrelatie die zij met de aangever denkt te onderhouden en de wens met hem te trouwen, verklaart zij ter terechtzitting van het hof herhaaldelijk dat ze ‘de man’ (het hof: [aangever] ) niet meer zal lastigvallen en dat het haar spijt. Naast het bovenstaande blijft de verdachte op vragen van het hof als een soort mantra herhalen: ‘
Ik wil naar huis, ik ga een baantje vinden en goed werken, ik ga een goed normaal leven leiden, ik ga niet meer naar hem toe, ik ben gezond’.
Naar aanleiding van deze mogelijk veranderde procespositie van de verdachte, meer in het bijzonder het inzicht dat de verdachte in het strafwaardige van haar handelen zegt te hebben verkregen en de mogelijke repercussies hiervan op de kans op herhaling, heeft het hof de verdachte gevraagd of zij bereid is aan gedragsdeskundig pro justitia onderzoek haar medewerking te verlenen. In het verleden heeft de verdachte haar medewerking geweigerd aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte na overleg met haar raadsman te kennen gegeven nu wel mee te werken aan een nieuw onderzoek door een psychiater en psycholoog. Wanneer het hof doorvraagt en de verdachte uitlegt wat het onderzoek inhoud, zegt de verdachte dat ze heel gezond is, geen behandeling nodig heeft en er niet hoeft te worden gepraat. Expliciet geeft de verdachte te kennen niet over het verleden te willen praten en blijft zij de eerder weergegeven mantra herhalen. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende gebleken dat de verdachte daadwerkelijk bereid is aan gedragsdeskundig pro justitia onderzoek medewerking te verlenen. Het hof acht een nieuw onderzoek naar de persoon van de verdachte onder deze omstandigheden niet van meerwaarde en derhalve niet noodzakelijk. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank omtrent de toerekenbaarheid van de verdachte alsmede de overwegingen tot oplegging van de gemaximeerde maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege over Met de rechtbank ziet het hof geen andere mogelijkheid het gevaar voor herhaling dat de verdachte, gelet op de erotomane waanstoornis waaraan zij lijdt, in zich bergt in te dammen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. dr. M.J.M.A. van der Put, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 24 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.