De bewindvoerder voert - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
De bewindvoerder is het niet eens met het standpunt van de rechthebbende dat het bewind kan worden opgeheven.
Het bewind is ingesteld op grond van de lichamelijke en geestelijke toestand van de rechthebbende. Daarna kwamen de omvangrijke schulden van de rechthebbende naar boven, die de bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling heeft ondergebracht. Er is een groot risico op het ontstaan van problematische schulden, omdat de rechthebbende vanwege haar persoonlijke problematiek niet in staat is om financieel overzicht te houden en te begroten.
Het is mogelijk om tijdens het bewind een onderneming te beginnen, maar de bewindvoerder ziet veel risico’s in de onderneming die de rechthebbende wil opstarten. Het bedrijfsplan dat in samenwerking met het UWV tot stand is gekomen mist in zijn geheel een realistische kostenberaming, terwijl algemeen bekend is dat met name paarden houden en fokken een zeer kostbare onderneming is. Ook is in het kader van de arbeidsdeskundige keuring van de rechthebbende vastgesteld dat de rechthebbende niet goed kan samenwerken, omdat zij snel in conflicten geraakt, terwijl uit het bedrijfsplan blijkt dat de rechthebbende veel contacten met anderen zal moeten onderhouden. De rechthebbende huurt op dit moment een woning op grond van de Leegstandwet. De gemeente gedoogt dat zij daar paarden en honden houdt. Op ieder moment kan de gemeente echter beslissen dat de woning moet worden geruimd en gesloopt; de rechthebbende heeft geen plan voor waar zij dan met al haar dieren terecht kan.
[instantie] , die de rechthebbende bij het opstellen van het bedrijfsplan heeft geholpen, heeft geen contact met de bewindvoerder opgenomen, maar dat had wel op de weg van [instantie] , dan wel het UWV gelegen. De rechthebbende zal, na enige tijd in de onderneming te hebben gewerkt, haar recht op een WIA-uitkering kunnen verliezen. Dan is zij aangewezen op een (veel lagere) bijstandsuitkering. De beslissing om volledig in een eigen onderneming te gaan werken, moet dus niet lichtvaardig worden genomen, vooral niet als het niet realistisch is om te denken dat deze onderneming een reële kans van slagen heeft.
De bewindvoerder stelt dat zij haar werk altijd goed en naar tevredenheid van de rechthebbende heeft verricht, maar dat het in de samenwerking slecht gaat sinds het overlijden van de vader van de rechthebbende en toen de nalatenschap afgewikkeld diende te worden. De rechthebbende heeft de rekening van de vereffenaar zelf opgedreven door haar vaak te bellen en aan te schrijven, terwijl het aan de bewindvoerder was om contact met de vereffenaar te onderhouden. De bewindvoerder heeft de rechthebbende hier herhaaldelijk op gewezen, maar daarvan trok de rechthebbende zich niets aan.
Van de erfenis is een bedrag van circa € 28.000,- over. Er is een negatief budget van circa € 600,- per maand, met welk bedrag het vermogen van de rechthebbende maandelijks slinkt. Daarnaast is de rechthebbende leningen aangegaan en heeft zij grote aankopen gedaan, zoals auto’s, en investeringen gedaan in de onderneming. Er zijn geregeld grote, onvoorziene uitgaven, zoals de kosten van de dierenarts die uit het vermogen van de rechthebbende moeten worden voldaan.