ECLI:NL:GHSHE:2025:764

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
200.344.620_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van grootouders in verzoek om omgangsregeling met kleinkind

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het verzoek van grootouders aan de rechtbank om een omgangsregeling vast te stellen met hun kleinkind, dat bij de grootouders van de andere zijde woont. De grootouders van moederszijde (mz) hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoeken. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank van 11 juni 2024 en behandelt de zaak in hoger beroep. De grootouders mz hebben verzocht om hun verzoeken alsnog ontvankelijk te verklaren en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De grootouders van vaderszijde (vz) hebben in incidenteel appel verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, met een verzoek tot veroordeling van de grootouders mz in de proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2025 zijn beide grootouders vertegenwoordigd door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake is van 'family life' tussen de grootouders mz en het kleinkind, en heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is op 20 maart 2025 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 maart 2025
Zaaknummer: 200.344.620/01
Zaaknummer eerste aanleg: C 03 326715 FA RK 24-278
in de zaak in hoger beroep van:
[grootvader moederszijde],
en
[grootmoeder moederszijde] ,
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in principaal hoger beroep,
verweerders in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: appellanten, dan wel grootouders moederszijde (mz),
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren,
tegen
[grootvader vaderszijde],
en
[grootmoeder vaderszijde] ,
echtelieden, beiden wonende te [woonplaats] ,
verweerders in principaal hoger beroep,
verzoekers in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: verweerders, dan wel grootouders vaderszijde (vz),
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen.
Als informanten worden aangemerkt:
-
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
-
[curator]h.o.d.n. [naam] in haar hoedanigheid van curator van
[de moeder](hierna: de moeder),
gevestigd te [vestigingsplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) gekend.
In het kort
Deze zaak gaat over (de ontvankelijkheid van) het verzoek van grootouders mz tot het vaststellen van een omgangsregeling met hun 2-jarige kleinkind [minderjarige] die bij de grootouders vz woont.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Roermond) van 11 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2024, hebben grootouders mz verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
grootouders mz alsnog ontvankelijk te verklaren in de door hen in eerste aanleg gedane
verzoeken en vervolgens de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank voor verdere inhoudelijke behandeling, althans de navolgende inleidende verzoeken van de grootouders mz in eerste aanleg, zoals geformuleerd in het petitum van het verzoekschrift, alsnog, opnieuw rechtdoende in hoger beroep, toe te wijzen en te bepalen dat:
I. [minderjarige] bij de grootouders mz zal verblijven in de oneven kalenderweken op
zaterdag vanaf 12.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de grootouders mz [minderjarige] bij de grootouders vz zullen ophalen en de grootouders vz [minderjarige] bij de grootouders mz zullen ophalen;
II. te bepalen dat de grootouders vz. eenmaal per maand, te weten op iedere eerste zaterdag van de maand, aan de grootouders mz een e-mail dienen te sturen met daarin alle belangrijke aangelegenheden die [minderjarige] betreffen, waaronder haar ontwikkeling, gezondheid, indien van toepassing: schoolgang en prestaties, sport en overige hobby's, vriendjes en vriendinnetjes en haar algemene welzijn, en daarbij te bepalen dat de grootouders vz eens per twee maanden een recente foto (iedere keer een nieuwe foto) dienen mee te sturen van [minderjarige] , waar [minderjarige] alleen op staat (dus zonder derden);
althans een beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 september 2024, hebben de grootouders vz verzocht het hoger beroep van de grootouders mz af te wijzen en de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen.
In incidenteel appel hebben de grootouders vz verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover het betreft de compensatie van de proceskosten en,
opnieuw rechtdoende, de grootouders mz te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten van grootouders vz in eerste aanleg, zijnde een bedrag van € 9.247,55, dan wel in een bedrag aan proceskosten als het hof juist acht, met veroordeling van de grootouders mz in de volledige kosten die de grootouders vz ten behoeve van het verweer in hoger beroep en het incidenteel hoger beroep hebben moeten maken (begroot op € 10.508,31 en te
vermeerderen met eventuele griffierechten), dan wel tot vergoeding van een bedrag aan proceskosten als het hof juist acht.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 30 oktober 2024, hebben de grootouders mz verzocht het verzoek van de grootouders vz in incidenteel hoger beroep tot veroordeling van grootouders mz in de (reële) proceskosten in eerste aanleg af te wijzen, de in eerste aanleg uitgesproken proceskostencompensatie te bekrachtigen en hooguit de gronden waarop de beschikking van de rechtbank in dit opzicht berust te verbeteren, althans – met inachtneming van het door de grootouders mz gevoerde verweer – te beslissen zoals het hof juist acht.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de grootouders mz, bijgestaan door waarnemend advocaat mr. S. Imdahl;
  • de grootouders vz, bijgestaan door hun advocaat;
  • de vader.
De moeder en haar curator zijn niet verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 13 mei 2024;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de grootouders mz van 17 januari 2025;
  • het V-formulier van de advocaat van de grootouders vz van 30 januari 2025 met bijlagen;
  • de brief van mevrouw [curator] van 31 januari 2025;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen overgelegde pleitnota’s.

3.3. De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep:
3.1.
De moeder staat sinds 11 december 2019 onder curatele. Sinds 7 maart 2023 is de huidige curator mevrouw [curator] aangesteld.
3.2.
Uit de relatie die de moeder en de vader met elkaar hebben gehad, is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
[minderjarige] woont sinds haar geboorte bij de grootouders vz.
Bij beschikking van 10 juni 2022 is de toen nog ongeboren [minderjarige] onder voogdij gesteld van de grootmoeder vz. Bij beschikking van 13 mei 2024 heeft de rechtbank bepaald dat voogdij over [minderjarige] voortaan gezamenlijk wordt uitgeoefend door beide grootouders vz.
3.3.1.
Voor de exacte formuleringen van de verzoeken over en weer in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de processtukken. Kort gezegd en voor zover relevant hebben partijen het volgende verzocht aan de rechtbank:
  • de grootouders mz: vaststelling van een omgangsregeling met [minderjarige] en een informatieregeling, kosten rechtens;
  • de grootouders vz: niet-ontvankelijk-verklaring dan wel afwijzing van de inleidende verzoeken met veroordeling van de grootouders mz in de proceskosten.
3.3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de grootouders mz niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken en de proceskosten gecompenseerd.
3.4.1.
Partijen kunnen zich niet volledig met deze beslissingen verenigen (grootouders mz niet met de beslissing over de ontvankelijkheid en grootouders vz niet met beslissing over de proceskosten) en zij zijn allebei in hoger beroep gekomen. De standpunten van partijen over de ontvankelijkheidskwestie luiden, samengevat en voor zover in hoger beroep relevant, als volgt.
3.4.2.
De grootouders mz voeren, samengevat, aan dat de rechtbank hen ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun beide verzoeken wegens het gebrek aan family-life tussen hen en [minderjarige] . Het hof dient de grootouders mz alsnog ontvankelijk te verklaren en de zaak terug te verwijzen voor verdere inhoudelijke behandeling naar de rechtbank, althans zelf inhoudelijk te beslissen op de verzoeken van de grootouders mz en deze toe te wijzen. De eis van family life van 1:377a BW is niet van toepassing op de grootouders mz, omdat deze eis binnenkort afgeschaft wordt, gelet op het wetsvoorstel Wet drempelverlaging omgang grootouders, Kamerstukken II 2022/23, 36 364, nr. 1 e.v. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 september 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:9076) geanticipeerd op de nieuwe wetgeving en geen family life toetsing meer laten plaatsvinden. Inmiddels is het wetsvoorstel twee keer niet-controversieel verklaard en daarmee is vrijwel zeker dat dit voorstel tot wet zal worden verheven. De grootouders mz zijn dan ook van mening dat zij ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoeken. Voor zover het hof niet wil of kan anticiperen op het wetsvoorstel dan verzoeken grootouders mz om hun verzoeken aan te houden in afwachting van de ontwikkelingen daarvan.
3.4.3.
De grootouders vz verweren zich, samengevat, als volgt. De grootouders mz spiegelen het hof een onjuiste interpretatie van het wetsvoorstel voor. In het Gewijzigd voorstel van Wet van 25 juni 2024 is niet terug te vinden dat er zonder meer van wordt uitgegaan dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen grootouder(s) en kleinkind(eren), maar dat er sprake is van een ‘vermoeden’ van een nauwe persoonlijke betrekking. In een dergelijk geval kan tegenbewijs worden geleverd. Ten aanzien van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam kan niet worden gesproken over ‘een ingezette lijn’, omdat dit slechts ziet op één beschikking van één rechtbank. Het is daarbij juist de rechtbank Rotterdam die de rechtszekerheid heeft geschonden door te anticiperen op het wetsvoorstel. De grootouders mz hebben in eerste aanleg erkend dat er geen sprake is (geweest) van nauwe persoonlijke betrekkingen/family life tussen hen en [minderjarige] . Reeds in deze erkenning is genoeg grond te vinden om de grootouders mz niet alleen in eerste aanleg, maar ook in hoger beroep, niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken. De Hoge Raad is zeer strikt in het hanteren van het terugwijzingsverbod en kent slechts een paar uitzonderingen op dit verbod, waarvan in deze zaak geen sprake is.
3.5.
De vader heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij volledig achter zijn ouders staat.
3.6.
Uit de brief van mevrouw [curator] blijkt dat de moeder van mening is dat haar ouders de mogelijkheid moeten krijgen om [minderjarige] te bezoeken.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Het wetsvoorstel waar de grootouders mz op wijzen is nog steeds aanhangig bij de Eerste Kamer. Het is nog onduidelijk of het wetsvoorstel in de huidige vorm zal worden aangenomen en wanneer het in werking zal treden. Om die reden ziet het hof onvoldoende aanleiding om de beslissing op de verzoeken aan te houden en dient de huidige geldende wet- en regelgeving te worden toegepast bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de verzoeken van de grootouders mz. Uit de inhoud van de stukken is gebleken dat [minderjarige] in totaal zeven keer contact heeft gehad met de grootouders mz. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat er tussen de grootouders mz en [minderjarige] geen sprake is van family life. Op grond van het vorenstaande onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank dat de grootouders niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun verzoek. Het hof verwijst naar de uitgebreide motivering van de rechtbank, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne.
3.7.2.
Net als de rechtbank komt het hof niet toe aan de vraag of de informatieregeling in het verlengde daarvan kan worden meegenomen.
3.7.3.
Ten aanzien van de proceskosten ziet het hof evenmin aanleiding om af te wijken van de beslissing van de rechtbank om de proceskosten te compenseren. Tussen partijen bestaat een geschil. Niets staat eraan in de weg dat dit aan een rechter ter beoordeling wordt voorgelegd. De grootouders mz zijn op goede gronden een procedure gestart. Zij hadden daarbij een rechtens te respecteren belang. Het hof ziet in hetgeen de grootouders vz hieromtrent hebben aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om de grootouders mz te veroordelen in de proceskosten. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep dient iedere partij daarom de eigen kosten te dragen.
3.7.4.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.M.D.M. van der Linden en M.E.M. Beijersbergen en is op 20 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.