Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant] , bijgestaan door mr. Linden,
- de heer [waarnemer] als waarnemer voor mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
- het V6-formulier met bijlagen van mr. Van der Linden, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 31 oktober 2024;
- de brief van 22 januari 2025 van de bewindvoerder met bijlagen;
- de e-mail van 22 januari 2025 van de bewindvoerder met bijlagen;
- de brief van 21 februari 2025 van de bewindvoerder.
3.De beoordeling
- De bewindvoerder heeft [appellant] nooit stevig heeft gewaarschuwd dat het laten ontstaan van een boedelachterstand niet geoorloofd is en dat de consequentie daarvan zou kunnen zijn dat hij geen schone lei krijgt. De bewindvoerder heeft geen voordracht ingediend tot tussentijdse beëindiging en heeft de rechter-commissaris niet om een hoorzitting verzocht, welke taken wel aan hem toebehoren blijkens het arrest van het gerechtshof Den Haag van 6 juli 2020 onder r.o. 8 (ECLI:NL:GHDHA:2020:1595). Gelet op het voorgaande valt het laten ontstaan van een boedelachterstand [appellant] niet toe te rekenen.
- Indien het hof van oordeel is dat het ontstaan van de boedelachterstand [appellant] wel kan worden verweten, dan zou [appellant] in een korte verlenging van de schuldsanering de boedelachterstand willen inlossen. [appellant] stelt hiervoor geld te hebben gereserveerd.
- [appellant] gaat ervan uit dat de gestelde nieuwe schuld van € 962,70 een nieuwe schuld aan de ziektekostenverzekeraar betreft. Hij zal ernaar streven dit bedrag voorafgaand aan de zitting in hoger beroep volledig te voldoen.
- Dat [appellant] zijn informatieplicht vanaf september 2023 niet naar behoren is nagekomen, is geen reden hem de schone lei te onthouden. Er ontbreken geen stukken meer, anders had de bewindvoerder deze stukken wel benoemd op de eindzitting, hetgeen niet is gebeurd.
- [appellant] is ten slotte niet op de eindzitting verschenen, omdat hij zich geestelijk en door persoonlijke omstandigheden niet in staat voelde om te verschijnen. Voor [appellant] is niet te begrijpen dat de rechtbank een causaal verband ziet tussen het niet verschijnen van [appellant] op de eindzitting en de toerekenbaarheid aan [appellant] van de door de bewindvoerder vastgestelde tekortkomingen.
- Het is aan [appellant] zelf te wijten dat de stand van de boedel niet exact kan worden berekend, omdat diverse informatie ontbreekt doordat hij niet spontaan noch gevraagd aan de informatieplicht heeft voldaan. Hierdoor kan de bewindvoerder het vrij te laten bedrag onvoldoende vaststellen.
- [appellant] is per brieven van 19 augustus 2021, 11 oktober 2021, 14 september 2023, 17 maart 2023, 20 maart 2024 en 21 mei 2024 gewezen op de afdrachtplicht en het feit dat het niet voldoen aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen tot gevolg kan hebben dat de bewindvoerder de rechtbank niet kan adviseren de schone lei te verlenen dan wel dat de schone lei wordt verleend. Het is onjuist dat de bewindvoerder geen actie heeft ondernomen nadat vastgesteld is dat de verplichtingen niet door [appellant] nagekomen werden. Op verzoek van de bewindvoerder heeft namelijk op 31 januari 2023 een verhoor met de rechter-commissaris plaatsgevonden waarin de gebrekkige nakoming van de informatieplicht en de afdrachtplicht is besproken.
- [appellant] zou geld gereserveerd hebben voor het inlopen van de boedelachterstand, maar uit het beroepschrift blijkt niet welk bedrag hij gespaard heeft. Als [appellant] de boedelachterstand niet ineens kan voldoen, is in het beroepschrift niet vermeld binnen welke periode de boedelachterstand volledig kan worden ingelopen. De bewindvoerder kan verder niet uitsluiten dat het door [appellant] gereserveerde bedrag een door [appellant] ontvangen ontslagvergoeding betreft. Deze valt echter van rechtswege in de boedel en kan daardoor niet worden gebruikt om een boedelachterstand (deels) in te lopen.
- [appellant] heeft verklaard dat hij ernaar streeft de nieuwe schuld bij CZ van € 962,70 voor de behandeling van het beroepschrift in te lopen, maar hij heeft tot op heden niet aangetoond dat de nieuwe schuld is voldaan.
- [appellant] heeft gesteld dat het niet nakomen van de informatieplicht geen reden is om hem de schone lei te onthouden. De informatieplicht is echter een kernverplichting die de bewindvoerder in staat stelt te controleren of de overige uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen. [appellant] komt deze informatieplicht vanaf september 2023 niet na. De bewindvoerder heeft een lijst aan [appellant] verzonden met een specificatie van de stukken die in het dossier ontbreken. De bewindvoerder heeft [appellant] dus wel degelijk geïnformeerd over de ontbrekende stukken.
- Het is ten slotte niet de taak van de rechtbank om te onderzoeken waarom een schuldenaar niet ter zitting verschijnt. Het was de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om de rechtbank over zijn afwezigheid te informeren als hij wegens medische redenen daartoe niet in staat was.