ECLI:NL:GHSHE:2025:852

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
200.343.821_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na scheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een omgangsregeling tussen hem en zijn minderjarige kind is vastgesteld. De vader en de moeder zijn het niet eens over de omgangsregeling die door de rechtbank is vastgesteld. De vader verzoekt om de omgangsregeling te wijzigen van zondag naar zaterdag, omdat hij op zaterdag meer mogelijkheden heeft voor activiteiten met zijn kind en hij een rustdag nodig heeft voor zijn werk op maandag. De moeder daarentegen stelt dat het in het belang van het kind is om de omgang op zondag te laten plaatsvinden, zodat het kind op zaterdag vrij is voor sport en hobby's. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert dat het belangrijker is dat er contact is tussen de vader en het kind dan dat er strikt wordt vastgehouden aan de dagen van de omgang. Tijdens de mondelinge behandeling bereiken de ouders overeenstemming over de omgangsregeling, waarbij zij afspreken dat de vader en het kind om de veertien dagen contact hebben, te beginnen op zondag 2 maart 2025. De regeling wordt verder uitgewerkt met wisselende contactmomenten op zaterdag en zondag, afhankelijk van de situatie van het kind. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt de nieuwe omgangsregeling vast, die uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 maart 2025
Zaaknummer: 200.343.821/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/355130/FA RK 19-802
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende in [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.J.J. Jansen,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.L.J. de Vos.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:de moeder en de vader zijn het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 22 juli 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader – naar het hof begrijpt – verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de beslissing om de vastgestelde omgangsregeling te laten plaatsvinden op zondag, in die zin dat in het vervolg de vastgelegde omgangsregeling plaatsvindt op zaterdag dan wel een zodanige omgangsregeling te bepalen als het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift van 4 oktober 2024, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht de vader in zijn principaal hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn principaal beroep ongegrond te verklaren.
In incidenteel hoger beroep heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze ziet op de invulling van de omgangsregeling en de daaraan voor de vader verbonden voorwaarden, althans aan te vullen,
primair
I. in die zin dat de vader per e-mail aan de moeder kenbaar maakt dat hij contact wil met [minderjarige] - een en ander enkel indien de vader een concreet plan heeft voor de invulling van het contactmoment en dit ook kenbaar maakt aan de moeder alsmede dat de vader het contactmoment praktisch gezien kan regelen en financiële middelen voorhanden heeft -, waarna de moeder binnen twee weken na het verzoek van de vader minimaal twee optionele datums voor het contactmoment zal doorgeven, waarbij het contactmoment maximaal twee uur aaneengesloten zal zijn, in beginsel van 13.00 uur tot 15.00 uur, maximaal één keer per twee weken en minimaal drie keer per jaar, althans dat het hof een zodanige omgangsregeling vaststelt als het hof juist acht,
subsidiair
II. in die zin dat de vader één keer in de twee weken de mogelijkheid heeft om op zondag contact te hebben met [minderjarige] gedurende twee uur, te weten van 13.00 uur tot 15.00 uur, een en ander onder de voorwaarde dat de vader steeds op de donderdag voorafgaand aan het contactmoment de moeder een e-mail zal sturen met de mededeling of het contactmoment wat hem betreft door kan gaan en wat hij van plan is om met [minderjarige] te gaan doen, althans dat het hof een zodanige omgangsregeling vaststelt als het hof juist acht.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep van 17 november 2024, ingekomen bij het hof op 18 november 2024, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoeken in incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het incidenteel hoger beroep ongegrond te verklaren, kosten rechtens.
2.4.
Het hof heeft verder kennis genomen van:
- het V6-formulier van 21 augustus 2024, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 3 september 2024, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 27 januari 2025, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.6.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij heeft buiten aanwezigheid van partijen en de raad gesproken met de voorzitter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.
Tijdens de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] .
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent het eenhoofdig gezag over [minderjarige] uit.
3.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.4.
De rechtbank heeft in de beschikking van 7 oktober 2019 partijen verwezen voor (jeugd)hulpverlening naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio [regio] . De resultaatafspraak die met de ouders is gemaakt is dat de ouders gezamenlijk afspraken kunnen maken en beslissingen nemen die in het belang zijn van het kind. De rechtbank heeft iedere beslissing aangehouden.
3.5.
De rechtbank heeft in de beschikking van 8 februari 2021 partijen wederom voor (jeugd)hulpverlening verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio [regio] . De resultaatafspraak die met de ouders is gemaakt is dat de ouders gezamenlijk afspraken maken en beslissingen nemen die in het belang zijn van het kind. De raad is verzocht, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, de rechtbank te adviseren over het gezag en de zorg-/omgangsregeling. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.6.
De rechtbank heeft in de beschikking van 10 mei 2022 bepaald dat de vader en [minderjarige] met ingang van 16 april 2022 voorlopig gerechtigd zijn tot omgang met elkaar conform de volgende opbouwregeling:
0-3 maanden:
gedurende 1,5 uur om het weekend op zaterdagmiddag. Totdat de casusregie start vinden de contacten plaats onder begeleiding van oma moederszijde. Na drie maanden vindt er een evaluatiemoment plaats met de casusregie;
3-5 maanden:
om het weekend op zaterdag van 14.00 uur tot 18.00 uur onbegeleid. [minderjarige] eet mee bij de vader;
5-7 maanden:
gedurende een gehele zaterdag (om het weekend) van 9.00 uur tot na het avondeten (18.00 uur);
7-8 maanden:
om het weekend van zaterdag 16.00 uur tot zondag 13.00 uur;
8-9 maanden:
om het weekend van zaterdagochtend 9.00 uur tot zondag 18.00 uur.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.7.
De rechtbank heeft in de beschikking van 5 oktober 2023 vastgesteld dat de vader voorlopig één keer in de twee weken de mogelijkheid heeft om op zaterdag gedurende twee uur contact te hebben met [minderjarige] , één en ander zoals omschreven in rechtsoverweging 2.12. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.8.
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking:
- bepaald dat de vader in de maand april 2024 één keer in de twee weken de mogelijkheid heeft om op zondag gedurende twee uur contact met [minderjarige] te hebben, één en ander zoals omschreven in rechtsoverweging 2.12;
- bepaald dat de vader vanaf mei 2024 één keer in de twee weken de mogelijkheid heeft om op zondag gedurende vier uur, te weten van 13.00 uur tot 17.00 uur contact met [minderjarige] te hebben, één en ander zoals omschreven in rechtsoverweging 2.12;
- bepaald dat de vader vanaf augustus 2024 één keer in de twee weken de mogelijkheid heeft om op zondag contact met [minderjarige] te hebben, waarbij de vader de ene zondag een contactmoment van vier uren heeft, te weten van 13.00 uur tot 17.00 uur en de andere zondag een contactmoment van acht uur, te weten van 10.00 uur tot 18.00 uur, één en ander zoals omschreven in rechtsoverweging 2.12.
Het verzoek van de vader tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag is door de rechtbank afgewezen.
3.8.1.
De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde rechtsoverweging 2.12 opgenomen dat voor alle contactmomenten geldt dat de vader steeds op de donderdagavond voorafgaand aan het contactmoment de moeder een mail zal sturen met de mededeling of het contactmoment wat hem betreft kan doorgaan en wat hij van plan is om met [minderjarige] te gaan doen. Vervolgens kan de moeder [minderjarige] op vrijdag/zaterdag op dit contact voorbereiden. Als de vader op donderdag onverhoopt aangeeft dat het contact niet door kan gaan, hoeft [minderjarige] hier geen weet van te hebben. De moeder zorgt er bij deze regeling voor dat [minderjarige] één keer in de twee weken op zondag geen andere plannen heeft, zodat als het contactmoment met de vader kan doorgaan, [minderjarige] ook gelegenheid heeft om dit contact te hebben.
3.9.
De vader voert - samengevat - het volgende aan. De vader heeft [minderjarige] sinds april 2024 niet meer gezien en wil dat er uitvoering wordt gegeven aan de omgangsregeling. De vader wil graag dat de omgangsregeling op zaterdag plaatsvindt in plaats van op de door de rechtbank vastgestelde zondag. Op zaterdag kan de vader de auto lenen van zijn ouders en zijn er meer activiteiten te ondernemen dan op zondag. Bovendien heeft de vader na het contactmoment met [minderjarige] een rustdag nodig voordat hij weer moet werken op maandag. De vader vermoedt dat er bij hem sprake is van een vorm van hoog functionerend autisme. Het heeft daarom zijn voorkeur om de omgang op zaterdag te laten plaatsvinden. Dit geeft de vader de mogelijkheid om op de beste manier invulling te geven aan het samenzijn met [minderjarige] . De vader heeft in het verleden hulpverlening gekregen en staat er voor open om opnieuw hulpverlening aan te gaan.
3.10.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan. Hoewel er duidelijke afspraken zijn gemaakt die in de bestreden beschikking zijn opgenomen is de vader niet in staat geweest om zich te houden aan een structurele omgangsregeling. Dit leidt tot teleurstelling bij [minderjarige] . Het heeft de voorkeur van [minderjarige] om de vader te zien op zondag, zodat [minderjarige] de zaterdag vrij heeft voor sport of hobby’s. [minderjarige] heeft rust, regelmaat en ruimte nodig. Het is aan de vader om aan [minderjarige] te laten zien dat hij zich inzet om het contact met [minderjarige] te onderhouden.
3.11.
De raad adviseert - samengevat - het volgende. Het is niet in het belang van [minderjarige] dat er al ongeveer een jaar geen contact is tussen de vader en [minderjarige] omdat het de ouders niet lukt om samen afspraken te maken hoe er aan de beschikking uitvoering moet worden gegeven. Het is belangrijker dát er contact is tussen de vader en [minderjarige] dan dat er strikt wordt vastgehouden aan de tekst van de beschikking. Op welke dag er contact is, is minder van belang. De huidige situatie vraagt dat beide ouders zich flexibel opstellen en met oplossingen komen. Het is van belang dat beide ouders ondersteuning zoeken om hen te helpen hier op een andere manier mee om te gaan.
3.12.
Het hof overweegt als volgt.
3.12.1.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.12.2.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten, tijdens een schorsing voor beraad overeenstemming bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield. De ouders zijn de volgende omgangsregeling overeengekomen:
- de vader en [minderjarige] hebben contact met elkaar één keer per veertien dagen, te beginnen op zondag 2 maart 2025 gedurende twee uur, van 13.00 uur tot 15.00 uur;
- gedurende twee maanden zal het contactmoment steeds wisselend op zaterdag gedurende vier uur dan wel op zondag gedurende twee uur plaatsvinden;
- na verloop van twee maanden zal het contactmoment op zondag worden uitgebreid naar vier uur en dat op zaterdag naar zes uur;
- afhankelijk van het soort activiteit of van hoe het met [minderjarige] gaat kan de duur van de contactmomenten worden uitgebreid;
- de vader zal uiterlijk donderdag voorafgaande aan het contactmoment aan de moeder laten weten of het contactmoment doorgaat;
- de vader zal de eerste twee maanden de moeder tevoren informeren over de aard van de activiteit die hij met [minderjarige] wenst te ondernemen en na verloop van twee maanden is dit niet meer nodig.
3.12.3.
Het hof begrijpt uit de overeenstemming die partijen hebben bereikt dat partijen hun verzoeken in hoger beroep hebben gewijzigd conform hetgeen zij zijn overeengekomen en het hof zal de verzoeken als dusdanig gewijzigd beschouwen. Het hof zal voor zover de tussen partijen bereikte overeenstemming zich daartoe leent opnemen in het dictum van deze beschikking. Het hof beslist als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 april 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt tussen de vader en [minderjarige] de volgende omgangsregeling vast:
  • de vader en [minderjarige] hebben contact met elkaar één keer per veertien dagen, te beginnen op zondag 2 maart 2025 gedurende twee uur, van 13.00 uur tot 15.00 uur;
  • gedurende twee maanden zal het contactmoment steeds wisselend op zaterdag gedurende vier uur dan wel op zondag gedurende twee uur plaatsvinden;
  • na verloop van twee maanden zal het contactmoment op zondag worden uitgebreid naar vier uur en op zaterdag naar zes uur;
  • afhankelijk van het soort activiteit of van hoe het met [minderjarige] gaat kan de duur van de contactmomenten worden uitgebreid.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en
M.J.C. van Leeuwen en is op 27 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.