ECLI:NL:GHSHE:2025:864

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
200.345.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en omgangsregeling na overlijden van de vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is het hoger beroep van de vader inzake het ouderlijk gezag en de omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen aan de orde. De vader had verzocht om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en om een contactregeling te bepalen. De mondelinge behandeling heeft echter geen doorgang gevonden, omdat de advocaat van de vader op 11 maart 2025 heeft bericht dat de vader is overleden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek van de vader, dat een hoogst persoonlijk recht betreft, niet overdraagbaar is op eventuele erfgenamen. Het hof heeft daarom geoordeeld dat de zaak door het overlijden van de vader tot een einde is gekomen en heeft het verzoek in hoger beroep buiten behandeling gesteld. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2025, waarbij de rechters F.M.E. Schulmer, C.N.M. Antens en A.M. Bossink aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 maart 2025
Zaaknummer: 200.345.910/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/418021 FA RK 24-186
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. T. Möller,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:

[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;

[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 11 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 september 2024, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
 het verzoek van de moeder om het gezag te wijzigen, in die zin dat zij voortaan belast zal zijn met het eenhoofdig gezag, af te wijzen;
 het verzoek van de vader om te bepalen dat hij en de kinderen gerechtigd zullen zijn tot omgang met elkaar gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, althans een zodanige zorg- en contactregeling die het hof juist acht, althans partijen door te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA), toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 november 2024, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond althans onbewezen.
2.3.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
 het V6-formulier van mr. Möller van 14 oktober 2024, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 21 mei 2024;
 het V6-formulier van mr. Brouwers van 5 februari 2025 met productie 3;
 het V6-formulier van mr. Möller van 28 februari 2025 met producties 1-11;
 de brief van mr. Möller van 11 maart 2025;
 het V9-formulier van mr. Brouwers van 12 maart 2025.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.

3.De beoordeling

3.1.
De advocaat van de vader heeft het hof bij brief van 11 maart 2025 bericht dat de vader is overleden.
3.2.
Deze zaak heeft betrekking op het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder belast te zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en om een contactregeling tussen hem en de kinderen te bepalen. Het verzoek van de vader betreft een hoogst persoonlijk recht en is daarom niet overdraagbaar op eventuele erfgenamen van de vader. Dit betekent naar het oordeel van het hof dat de zaak door het overlijden van de vader tot een einde is gekomen.
3.3.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van de vader in hoger beroep buiten behandeling gesteld.

4.De beslissing

Het hof:
stelt het hoger beroep van de vader buiten behandeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F.M.E. Schulmer, C.N.M. Antens en A.M. Bossink en is op 27 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.