In deze ontbindingszaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021. De verdachte is schuldig bevonden aan deelneming aan een criminele organisatie, openlijke geweldpleging, het telen van hennep en gewoontewitwassen. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 411.816,23, wat aanzienlijk hoger is dan het bedrag dat de rechtbank eerder had vastgesteld op € 126.140,07. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de eerdere uitspraak zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel zou verhogen. De verdediging voerde aan dat de betrokkene geen wederrechtelijk voordeel had verkregen en dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de betrokkene wel degelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, onderbouwd door bewijsmiddelen uit eerdere strafzaken. Het hof heeft de betalingsverplichting aan de Staat opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen, in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsvordering is overschreden, maar heeft dit verdisconteerd in de uitspraak.