ECLI:NL:GHSHE:2025:87

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.342.870_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige in het kader van een omgangsregeling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.W. Weehuizen, verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen, specifiek met betrekking tot de regeling voor de zorg- en opvoedingstaken van zijn minderjarige kind, geboren in 2014. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.W.F. van Wijk, en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (de gecertificeerde instelling) zijn ook betrokken in deze procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 december 2024, waarbij de ouders overeenstemming bereikten over de zorgregeling in het geval van ziekte of studiedagen van de minderjarige. Het hof heeft de eerdere beschikking van 26 november 2020 bevestigd, maar de regeling voor ziekte en studiedagen aangepast. De vader heeft verzocht om de regeling vast te leggen, en het hof heeft besloten deze regeling in het belang van de minderjarige vast te stellen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 januari 2025
Zaaknummer: 200.342.870/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/402239 / JE RK 24-307
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige] ( [minderjarige] ),geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
[de moeder] ,wonende op een bij het hof bekend geheim adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 juni 2024, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, voor wat betreft de bepaling dat, als [minderjarige] ziek is of een studiedag heeft de regeling geldt zoals deze is vastgelegd voor een reguliere schooldag en alsnog te bepalen dat, (uitsluitend) op de wisseldagen, de verantwoordelijkheid/zorg van de ouder naar wie [minderjarige] die dag gaat, ingaat per aanvang school, 08.30 uur en op dat tijdstip ook door de betreffende ouder naar de andere ouder dient te worden gebracht, conform de samenvatting als weergegeven in het lichaam van het beroepschrift bij randnummer 10, en voorts om te bepalen dat de eerdere uitspraak van dit hof van 26 november 2020 verder onverkort van toepassing blijft, alles met compensatie van proceskosten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 augustus 2024, heeft de GI zich ten aanzien van het verzoek van de vader in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 december 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Weehuizen;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Wijk.
2.3.1.
De raad heeft per brief, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2024, kenbaar gemaakt niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 april 2024;
  • V6-formulier d.d. 4 december 2024 van de advocaat van de moeder met bijlage.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben van november 2013 tot maart 2014 een affectieve relatie met elkaar gehad. Na het verbreken van deze relatie is [minderjarige] geboren.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juni 2015 is aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] te erkennen.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 september 2016 is onder meer bepaald dat de vader en [minderjarige] contact hebben met elkaar één keer per week van 09.00 uur tot 18.00 uur onbegeleid bij de vader thuis.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 november 2019 is voornoemde regeling gewijzigd en onder meer bepaald dat de vader recht heeft op omgang met [minderjarige] , ook tijdens de vakanties en feestdagen:
- iedere maandag na school tot 18.30 uur (na het eten);
- in de even weken op donderdag na school tot 18.30 uur (na het eten);
- in de oneven weken op vrijdag na school tot zaterdag 18.30 uur (na het eten);
- waarbij de vader [minderjarige] van school haalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt.
3.5.
Bij beschikking van dit hof van 26 november 2020 is voornoemde beschikking van 5 november 2019 vernietigd en is de beschikking van 6 september 2016 gewijzigd voor zover deze ziet op de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader. Tussen [minderjarige] en de vader is – voor zover in hoger beroep relevant - de volgende regeling vastgesteld:
- gedurende de ene week op maandag na school tot dinsdagochtend voor school, en van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend voor school;
- in de andere week van donderdag na school tot vrijdagochtend voor school;
- voor de reguliere omgang geldt dat de vader [minderjarige] van school haalt en na de omgang naar school brengt;
- voor de vakanties en feestdagen geldt dat de moeder [minderjarige] telkens naar de vader brengt en de vader [minderjarige] telkens na de omgang weer naar de moeder brengt.
Voorts heeft dit hof aan de moeder een dwangsom opgelegd ter hoogte van € 250,- voor iedere keer dat de moeder de omgangsregeling niet nakomt, met een maximum van € 2.500,-.
3.6.
Bij beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 26 mei 2021 is aan de moeder een dwangsom opgelegd ter hoogte van € 500,- voor iedere keer dat zij de omgangsregeling niet nakomt, met een maximum van € 25.000,-.
3.7.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2021 zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
3.8.
[minderjarige] staat sinds 19 oktober 2021 onder toezicht van de GI. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 19 april 2025.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de bij beschikking van dit hof van 26 november 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken – voor zover in hoger beroep relevant - als volgt gewijzigd:
- als [minderjarige] ziek is of een studiedag heeft, geldt de regeling zoals deze is vastgesteld voor een reguliere schooldag.
4.2.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het geval [minderjarige] ziek is of een studiedag heeft, voor zover deze dagen op een wisseldag van de zorgregeling vallen. In het kader daarvan zijn de ouders de navolgende regeling overeengekomen:
- in het geval een studiedag op een wisseldag valt, brengt de ouder die [minderjarige] volgens de reguliere zorgregeling naar school zou brengen [minderjarige] op de studiedag om 08.30 uur naar de andere ouder;
- als [minderjarige] op een wisseldag voorafgaand aan school ziek is, brengt de ouder die [minderjarige] volgens de reguliere zorgregeling naar school zou brengen [minderjarige] op het tijdstip waarop die dag de school zou eindigen naar de andere ouder;
- als [minderjarige] op een wisseldag tijdens schooltijd ziek wordt, wordt zij, ongeacht het tijdstip van ziek worden, op school opgehaald door de ouder die [minderjarige] die dag van school zou ophalen.
5.3.
De ouders hebben het hof verzocht voornoemde regeling vast te leggen in de beschikking. De GI, als verzoekster in de procedure bij de kinderrechter, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zich te kunnen vinden in de door de ouders overeengekomen regeling. Omdat het hof de overeengekomen zorgregeling in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt, zal het hof die regeling dan ook vaststellen. Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en beslissen op de wijze zoals in het dictum bepaald.
5.4.
De vader heeft nog verzocht om te bepalen dat de beschikking van het hof van 26 november 2020 verder onverkort van toepassing blijft. Tussen partijen is niet in geschil dat de regeling in deze beschikking geldt en dat de regeling in de bestreden beschikking een concretisering/aanvulling betreft.
5.5.
Het hof compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 april 2024, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de studie- en ziektedagen van [minderjarige] voor zover deze vallen op een wisseldag van de zorgregeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de bij beschikking van dit hof van 26 november 2020 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het geval [minderjarige] ziek is of een studiedag heeft op een wisseldag als volgt;
- in het geval een studiedag op een wisseldag valt, brengt de ouder die [minderjarige] volgens de reguliere zorgregeling naar school zou brengen [minderjarige] op de studiedag om 08.30 uur naar de andere ouder;
- als [minderjarige] op een wisseldag voorafgaand aan school ziek is, brengt de ouder die [minderjarige] volgens de reguliere zorgregeling naar school zou brengen [minderjarige] op het tijdstip waarop die dag de school zou eindigen naar de andere ouder
- als [minderjarige] op een wisseldag tijdens schooltijd ziek wordt, wordt zij, ongeacht het tijdstip van ziek worden, op school opgehaald door de ouder die [minderjarige] die dag van school zou ophalen.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, E.P. de Beij en M.A. Stammes en is op 16 januari 2025 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.D.M. van der Linden in tegenwoordigheid van de griffier.