ECLI:NL:GHSHE:2025:872

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
20-001812-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en verlengde uitvoer van amfetamine en hennep, voorhanden hebben van vuurwapen en pepperspray

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van de verkoop en verlengde uitvoer naar België van 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep, alsook van het voorhanden hebben van een pistool en pepperspray. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof heeft de verdachte nu veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft in zijn woning diverse hoeveelheden harddrugs aanwezig gehad en is ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende kogelpatronen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De uitspraak is gedaan na een grondige beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van de verdachte en getuigen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001812-21
Uitspraak : 28 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-702623-15 en 03-702645-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde, alsmede van het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 3 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A gegeven verbod, gepleegd in eendaadse samenloop met opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod’ (parketnummer 03-702623-15, feit 2);
  • ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A gegeven verbod, gepleegd in eendaadse samenloop met opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B gegeven verbod’ (parketnummer 03-702623-15, feit 3);
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begin
  • ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (parketnummer 03-702623-15, feit 6), en
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit beging
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 23 juli 2021 is namens de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 9 juli 2021. In de appelakte is uitdrukkelijk vermeld dat het hoger beroep enkel is ingesteld tegen de veroordeling van de verdachte voor de feiten 2, 3, 5 en 6 onder parketnummer 03-702623-15 en feit 1 onder parketnummer 03-702645-17.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 3 tenlastegelegde, het overige tenlastegelegde voor zover nog aan de orde in hoger beroep bewezen zal verklaren – waaronder de tenlastegelegde hoeveelheid van 10 kilogram amfetamine in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 1 – en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep. De raadsman betwist de meer tenlastegelegde hoeveelheden amfetamine en hennep. Indien het hof evenwel van oordeel is dat de verdachte meer dan 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep heeft verkocht, heeft de raadsman – in de vorm van een voorwaardelijk verzoek – het hof verzocht [getuige 1] als getuige te horen. Daarnaast heeft de raadsman zich ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 5 en feit 6 tenlastegelegde, alsmede ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 tenlastegelegde, gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-702623-15:

2.A.

hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in de provincie Limburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 10 kilogram), zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, althans in de provincie Limburg en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 10 kilogram), zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
(zaak 7)

3.A.

hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in de provincie Limburg en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram), in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
B.
hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, in elk geval in de provincie Limburg en/of elders in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
(zaak 7)
5.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (Walther model P99 C AS, kaliber 9 mm X 19) en/of een bijbehorende kogelpatroon (9 mm) van categorie III, voorhanden heeft gehad;
(zaak 10E)
6.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram (brokjes) en/of 23 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal MDMA en/of ongeveer 5 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 2 gram (brokjes), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(zaak 10E)
in de zaak met parketnummer 03-702645-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een busje pepperspray (Pro secur), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
(zaak 10E)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 2, feit 3, feit 5 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-702623-15:

2.A.

hij op 10 december 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I
en
B.
hij op 10 december 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (totaal ongeveer 3 kilogram), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;

3.A.

hij op 1 november 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 1 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
B.
hij op 1 november 2014 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt, een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep (totaal ongeveer 1 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
5.
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een wapen van categorie III onder 1, te weten een pistool (Walther model P99 C AS, kaliber 9 mm X 19) en een bijbehorende kogelpatroon (9 mm) van categorie III, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, opzettelijk aanwezig heeft gehad: - 4 gram (brokjes) en 23 tabletten van een materiaal MDMA en
- 5 tabletten van een materiaal bevattende amfetamine en
- ongeveer 2 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met parketnummer 03-702645-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op 27 mei 2015 te Oirsbeek, in de gemeente Schinnen, een busje pepperspray (Pro secur), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-702623-15 onder feit 2 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer, verkoop, aflevering, verstrekking en vervoer van 10 kilogram amfetamine. Daarbij heeft de advocaat-generaal verwezen naar de verklaring van [getuige 1] en de bevindingen ten aanzien van de leveringen op 10 oktober 2014, 1 november 2014 en 10 december 2014.
Met betrekking tot het onder feit 3 tenlastegelegde van parketnummer 03-702623-15 – te weten de verlengde uitvoer, verkoop, aflevering, verstrekking en vervoer van 3 kilogram hennep – heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken, nu hij de verklaring van de verdachte daarover onvoldoende betrouwbaar acht en hij onvoldoende steun ziet voor de verklaring van [getuige 1] .
Ten slotte heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 03-702623-15 onder feit 5 en feit 6 tenlastegelegde (het voorhanden hebben van een pistool met bijbehorend kogelpatroon en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, amfetamine en cocaïne), alsmede het onder parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 tenlastegelegde (het voorhanden hebben van pepperspray) wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bekennende verklaringen van de verdachte, de kavellijst, de NFI-rapporten en de processen-verbaal waarin de wapens worden beschreven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er een bewezenverklaring kan volgen voor de eendaadse samenloop van de verlengde uitvoer en verkoop van 3 kilogram amfetamine en de eendaadse samenloop van de verlengde uitvoer en verkoop van 1 kilogram hennep. De raadsman betwist de meer tenlastegelegde hoeveelheden amfetamine en hennep, onder meer omdat de verklaringen van [getuige 1] onvoldoende redengevend zijn om daarop de conclusie te baseren dat hij alle drugs waarover hij heeft verklaard bij de verdachte heeft afgenomen. Ook is er onvoldoende steunbewijs om een bewezenverklaring van de volledige tenlastegelegde hoeveelheden verdovende middelen op te baseren. Indien het hof evenwel van oordeel is dat de verdachte meer dan 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep heeft verkocht aan [getuige 1] , heeft de raadsman – in de vorm van een voorwaardelijk verzoek – het hof verzocht [getuige 1] als getuige te horen. Daarnaast heeft de verdachte zich volgens de raadsman niet schuldig gemaakt aan het vervoeren van de hennep, want hij heeft de hennep zelf niet opgehaald.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van het bezit van een vuurwapen en bijbehorend kogelpatroon, het bezit van 4 gram en 23 pillen MDMA, 5 pillen amfetamine en 2 gram cocaïne en het bezit van pepperspray.
Het oordeel van het hof
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat een grensoverschrijdende observatie in België en Nederland leidde tot een staandehouding door de Belgische politie op 10 december 2014 van [betrokkene 1] , de partner van [getuige 1] , en [betrokkene 2] na een bezoek aan de woning van de verdachte in Oirsbeek. Zij bleken ongeveer 3 kilogram amfetamine bij zich te hebben, welke zij vlak daarvoor hadden gekocht bij de verdachte. [betrokkene 1] verklaarde dat zij deze drugs in opdracht van [getuige 1] bij de verdachte in Oirsbeek hebben opgehaald. De verdachte heeft de verkoop en levering van deze drie kilogram amfetamine bevestigd. Gelet daarop is voor het hof voldoende komen vast te zijn dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop, aflevering en verstrekking van 3 kilogram amfetamine op 10 december 2014. Hoewel het politiedossier diverse aanwijzingen bevat dat de verdachte op meerdere momenten aan [getuige 1] amfetamine zou hebben verkocht, zijn die aanwijzingen naar het oordeel van het hof onvoldoende om de verkoop van meerdere hoeveelheden amfetamine bewezen te verklaren.
Daarnaast stelt het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 1 november 2014 één kilogram hennep heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt aan [getuige 1] . De verdachte heeft verklaard dat hij op die dag met [getuige 1] naar de Bristol in Hoensbroek is gereden, dat zij daar een rugzak hebben gekocht, dat zij vervolgens naar de woning van de verdachte in Oirsbeek zijn gereden en dat hij daar aan [getuige 1] 1 kilogram hennep heeft verkocht. Hierna heeft [getuige 1] de hennep in zijn rugzak gestopt en is hij vertrokken. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof deze verklaring voldoende betrouwbaar, nu de verklaring steun vindt in de bevindingen van de verbalisanten die zich op dezelfde dag bezig hielden met een observatie van de verdachte. Voor de overige tenlastegelegde hoeveelheden hennep ziet het hof eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring daarvan te komen.
Nu de amfetamine en hennep als kennelijke bestemming België hadden, heeft de verdachte die drugs ook ‘ten uitvoer aangeboden met de bestemming België’ zoals bedoeld in artikel 1, lid 5, van de Opiumwet. Gelet op de omstandigheid dat [getuige 1] op een motor met een Belgisch kenteken en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in een auto met een Belgisch kenteken naar de woning van de verdachte in Oirsbeek zijn gereden, heeft de verdachte tevens (minst genomen) het voorwaardelijk opzet op de uitvoer van die verdovende middelen naar België gehad. Het hof merkt daarbij op dat volgens de verdediging de verlengde uitvoer van de verdovende middelen eveneens bewezen kan worden verklaard. Aldus heeft de verdachte zich – naast de verkoop, aflevering en verstrekking – eveneens schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van de 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep.
Omdat het hof, in navolging van het standpunt van de verdediging, enkel de (verlengde) uitvoer, verkoop, aflevering en verstrekking van de 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep bewezen zal verklaren en het hof de verdachte zal vrijspreken van de overige tenlastegelegde hoeveelheden verdovende middelen, zal het hof het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van [getuige 1] als getuige onbesproken laten.
Ten slotte acht het hof op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaringen van de verdachte, bewezen dat de verdachte MDMA, amfetamine en cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat hij een pistool met een bijbehorend kogelpatroon en pepperspray voorhanden heeft gehad. Het hof merkt daarbij nog op dat, hoewel het pistool gevuld was met negen kogelpatronen, aan de verdachte slechts het voorhanden hebben van één kogelpatroon ten laste is gelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 5 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 6 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een forse taakstraf. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan en het feit dat de verdachte voor de onderhavige feiten kan worden aangemerkt als
first offender. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop en verlengde uitvoer naar België van 3 kilogram amfetamine en 1 kilogram hennep. Daarnaast heeft de verdachte in zijn woning diverse hoeveelheden harddrugs aanwezig gehad. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit, welk circuit een ontwrichtende werking heeft op de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in hard- en softdrugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Bovendien gaat er van drugshandel een ondermijnend en corrumperend effect uit. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor de gebruikers. De verdachte heeft zich van de negatieve gevolgen van zijn handelen onvoldoende rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van pepperspray en een pistool met een bijbehorend kogelpatroon. Het geladen pistool van de verdachte lag binnen handbereik onder zijn matras. Het ongeoorloofde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk voor strafbare feiten was veroordeeld, doch niet recent en niet voor soortgelijke feiten. De verdachte is aldus
first offendervoor de bewezenverklaarde feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij de inval door de politie en de beperkingen tijdens zijn voorarrest als erg moeilijk heeft ervaren. Hij heeft daarvoor psychische hulp gezocht. Omdat zijn vrouw grotendeels arbeidsongeschikt is verklaard, is de verdachte kostwinner voor het gezin. Hij is werkzaam als zzp’er, hetgeen steun vindt in de door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, hebben de persoonlijke omstandigheden van de verdachte maar beperkt meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeerde, moet de zaak telkens binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2015 in verzekering is gesteld en hij vervolgens gedurende de behandeling in eerste aanleg 185 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2021 vonnis gewezen. Aldus is niet binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn vonnis gewezen en is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 5 jaren overschreden. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 23 juli 2021 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 28 maart 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 20 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijdingen van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijdingen van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de gevangenisstraf zal matigen met 8 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 2, feit 3, feit 5 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-702623-15 onder feit 2, feit 3, feit 5 en feit 6 en het in de zaak met parketnummer 03-702645-17 onder feit 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. S. van den Akker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.