In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 151.219,46 en een betalingsverplichting opgelegd voor datzelfde bedrag. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar past de betalingsverplichting aan vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die op 9 juli 2021 was gedaan. Het hof oordeelt dat de redelijke termijn in hoger beroep met meer dan 20 maanden is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de betalingsverplichting met 10%. De nieuwe betalingsverplichting wordt vastgesteld op € 136.097,51. Het hof overweegt dat de betrokkene geen voldoende redenen heeft aangevoerd voor een verdere vermindering van het bedrag, en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel uitsluitend aan hem is toegekomen, niet aan zijn echtgenote. De uitspraak van de rechtbank wordt in zoverre vernietigd, en het hof doet opnieuw recht door de aangepaste betalingsverplichting op te leggen.