ECLI:NL:GHSHE:2025:892

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
20-002615-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarig pleegkind na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor ontucht met zijn minderjarig pleegkind en kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank had ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met minderjarige kinderen. De benadeelde partij, het pleegkind, had een schadevergoeding geëist, die gedeeltelijk was toegewezen.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. Het hof heeft de verklaringen van de benadeelde partijen, [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer], kritisch gewogen. Het hof concludeerde dat de verklaringen onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De inconsistenties en de ontwikkeling van de verklaringen van [slachtoffer] leidden tot twijfels over de betrouwbaarheid. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding. De proceskosten werden ten laste van de benadeelde partijen gesteld, die als in het ongelijk gestelde partijen werden aangemerkt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002615-21
Uitspraak : 27 maart 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 oktober 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-278829-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘ontucht plegen met zijn minderjarig pleegkind’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met minderjarige kinderen wanneer daar geen volwassenen bij zijn, waarbij aan de reclassering de opdracht is gegeven toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 21.125,00, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Voorts is de benadeelde partij [tweelingzus slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsvrouw bepleit dat deze telkens niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2015 tot en met 12 augustus 2019 te Dongen en/of Woudenberg en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pleegkind, althans de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), immers heeft hij, verdachte, zijn penis laten betasten door die [slachtoffer] en/of heeft verdachte aan de penis van die [slachtoffer] gelikt en/of de penis en/of de billen van die [slachtoffer] betast en/of over de penis en/of de billen van die [slachtoffer] gewreven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het tenlastegelegde. De advocaat-generaal acht de verklaringen van [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] op onderdelen betrouwbaar. Naar het oordeel van de advocaat-generaal vinden de verklaringen onderling steun bij elkaar en worden zij ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en de verklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , die hebben verklaard over de spontane uitlatingen van [slachtoffer] over bepaalde door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. Hoewel de studioverhoren niet volgens de geldende standaarden zijn verlopen en is gebleken dat aan [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] suggestieve vragen zijn gesteld, waardoor met enige terughoudendheid moet worden gekeken naar de betrouwbaarheid van die studioverhoren, pleiten de spontane uitlatingen van [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] voor de betrouwbaarheid van die onderdelen van hun verklaringen.
Standpunt verdedigingDe raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsvrouw – op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota en onder verwijzing naar de pleitnota in eerste aanleg – in de kern aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is en daarom niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Naar de mening van de verdediging heeft de rechtbank ten onrechte onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer] bruikbaar voor het bewijs geacht en in haar overweging onvoldoende acht geslagen op de wijze waarop de verklaringen van [slachtoffer] tot stand zijn gekomen en de bevindingen van [deskundige 1] met betrekking tot de betrouwbaarheid. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] heeft de verdediging gewezen op de ‘uitdijende’ beschuldigingen van [slachtoffer] , die na verloop van tijd steeds groter zijn geworden, de inconsistenties in de verklaringen, waaronder de herroepingen, en de feitelijke onjuistheden in de verklaringen van [slachtoffer] .
De verdediging heeft daarbij ook gewezen op de studioverhoren van zowel [slachtoffer] als [tweelingzus slachtoffer] , die niet volgens de geldende standaarden zijn afgenomen, hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid. Voorts is aangevoerd dat er geen steunbewijs voorhanden is. De verklaringen van [tweelingzus slachtoffer] zijn mede gelet op de wijze waarop die verklaringen tot stand zijn gekomen tijdens de studioverhoren, de ontwikkeling die de verklaring in de loop der tijd heeft doorgemaakt en de ontwikkelingsachterstand van [tweelingzus slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar en kunnen om die reden niet als steunbewijs dienen. Evenmin biedt de verklaring van [getuige 1] steun voor het gedurende langere tijd plegen van ontuchtige handelingen, omdat die getuige enkel heeft verklaard over een eenmalige gebeurtenis. Daarenboven heeft [slachtoffer] over deze gebeurtenis niets verklaard. Gelet op het voorgaande dient de verdachte in de visie van de verdediging, bij gebrek aan voldoende wettig bewijs, te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Oordeel hof
Het hof stelt voorop dat de verklaringen van [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] behoedzaam op betrouwbaarheid dienen te worden gewogen, zoals ook volgt uit de door [deskundige 1] en [deskundige 2] opgemaakte betrouwbaarheidsonderzoeken over de verklaringen van [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] , de wijze waarop de studioverhoren hebben plaatsgevonden en de belaste voorgeschiedenis van [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] .
Het hof stelt vast dat [slachtoffer] in steeds toenemende mate heeft verklaard over ontuchtige handelingen en dat de verklaringen in een betrekkelijk korte tijd een grote ontwikkeling doormaken. In die zin dat [slachtoffer] steeds grotere beschuldigingen uit. Aanvankelijk, tijdens het screeningsgesprek, benoemt [slachtoffer] geen ontuchtige handelingen die door de verdachte zouden zijn gepleegd en hij verklaart dat hij nooit heeft gezien dat zijn pleegouders seks hadden en ook nooit zoiets op tv of het internet heeft gezien.
Bij zijn eerste studioverhoor heeft [slachtoffer] verklaard dat er wel ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Zo zou [slachtoffer] over verdachtes piemel hebben gewreven. Waar [slachtoffer] eerst heeft verklaard dat er geen andere dingen zijn gebeurd, volgt later uit datzelfde studioverhoor dat hij denkt dat de verdachte ook aan de piemel van [slachtoffer] heeft gezeten. Het hof merkt bovendien op dat [slachtoffer] tijdens het verhoor heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er foto’s en filmpjes zijn gemaakt, terwijl hij direct na zijn verhoor ten overstaan van zijn pleegmoeder heeft verklaard dat dit wel is gebeurd.
Bij zijn tweede studioverhoor heeft [slachtoffer] niet inhoudelijk verklaard over de tenlastegelegde ontuchtige handelingen die de verdachte bij [slachtoffer] zou hebben verricht, maar gaat het met name om seksuele handelingen die tussen – kort samengevat – de pleegouders, [tweelingzus slachtoffer] , de poetsvrouw en overige (onbekende) personen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] benoemt in zijn verklaringen meermalen de aanwezigheid van [getuige 5] en de poetsvrouw tijdens de seks en hij verklaart voorts over foto’s en video’s die zouden zijn gemaakt, die niet zijn aangetroffen op een van de inbeslaggenomen gegevensdragers. De voormalig pleegmoeder en de poetsvrouw hebben desgevraagd als getuige telkens ontkend dat er enige seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
Voorts merkt het hof op dat de verklaringen van [slachtoffer] over hoe vaak de seksuele of ontuchtige handelingen plaatsvonden telkens in zodanige mate verschillen van elkaar, dat het hof ook ten aanzien van die onderdelen twijfelt aan de betrouwbaarheid. [slachtoffer] heeft eerst verklaard dat hij één keer bij verdachte heeft gezien ‘dat er pudding uit de plasser kwam’, terwijl hij later heeft verklaard dat hij dit honderden keren heeft gezien. Bij zijn tweede studioverhoor heeft [slachtoffer] zelfs verklaard dat hij, samen met onder meer de verdachte, twee keer per week seks zou hebben gehad.
Hoewel [tweelingzus slachtoffer] in haar studioverhoor van 28 oktober 2019 volgens [deskundige 1] en [deskundige 2] spontaan heeft verklaard dat verdachte de penis van [slachtoffer] heeft aangeraakt, zoals aan de verdachte ten laste is gelegd, volgt dit niet uit de verklaringen van [slachtoffer] zelf. [slachtoffer] denkt dat dit is gebeurd, maar hij weet het niet zeker en komt daar bij zijn tweede studioverhoor niet op terug. Evenmin heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte de billen van [slachtoffer] heeft betast en erover heeft gewreven.
Uit de verklaring van getuige [getuige 4] leidt het hof tot slot af dat [slachtoffer] meerdere keren op uitlatingen is teruggekomen en daarnaast leidt het hof uit die verklaring af dat [slachtoffer] ’s eerste uitlatingen in zijn nieuwe pleeggezin niet zijn gehoord door de getuige [getuige 4] , maar door haar oma, die niet is gehoord als getuige, en vervolgens gepaard zijn gegaan met straf geven aan hem nadat hij had ontkend deze uitlatingen te hebben gedaan, zodat het hof lastig kan beoordelen wat er precies zou zijn gezegd.
Naar het oordeel van het hof doen deze ontwikkelingen in de verklaringen van [slachtoffer] en de onderlinge tegenstrijdigheden zoals hiervoor omschreven, tegen de achtergrond van het dossier en in samenhang met de door [deskundige 1] en [deskundige 2] opgemaakte rapportages hieromtrent, afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen in hun geheel.
Voor zover is gerapporteerd dat enkel de feiten en omstandigheden betrouwbaar worden geacht waarover [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] spontaan (tegenover getuigen) of na het stellen van open vragen hebben verklaard, kan het hof onvoldoende vaststellen of en in hoeverre die onderdelen wel betrouwbaar zouden zijn. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre de suggestieve vragen in de studioverhoren en het tijdsverloop tussen de uithuisplaatsing en het eerste studioverhoor en de periode tussen het eerste en tweede studioverhoor invloed hebben gehad op de spontaniteit van de verklaringen van [slachtoffer] . Het hof kan immers ten aanzien van de tussentijdse periodes niet vaststellen op welke wijze met [slachtoffer] is gesproken over hetgeen zou zijn voorgevallen en op welke wijze vragen zijn gesteld aan [slachtoffer] door getuigen (waaronder zijn nieuwe pleegmoeder [getuige 4] ).
Conclusie
Gelet op het vorenstaande zijn de verklaringen, die als dragend bewijsmateriaal dienen, in het geheel onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen bezigen. Dat maakt dat het hof in een zodanig geval niet tot een bewezenverklaring kan overgaan en de verdachte mitsdien integraal zal vrijspreken.
Ten aanzien van de door [getuige 1] afgelegde verklaringen over de situatie op het strand en de door haar gemaakte foto’s en video van die situatie, wat daar ook van zij, is het hof van oordeel dat deze op zichzelf niet in zodanige mate als steunbewijs kunnen dienen voor de ontuchtige handelingen die gedurende de tenlastegelegde periode zouden hebben plaatsgevonden.
Ten slotte
Het hof merkt tot slot het volgende op.
Gelet op het dossier, in het bijzonder de door [getuige 1] gemaakte foto’s en video op het strand en de verklaringen van de verdachte en getuige [getuige 6] als pleegouders over onder andere het naakt rondlopen in huis en met zijn vieren in bad gaan, plaatst het hof vraagtekens bij de wijze waarop de verdachte en [getuige 6] als pleegouders met hun pleegkinderen [slachtoffer] en [tweelingzus slachtoffer] zijn omgegaan. Zorgen over hun geschiktheid als pleegouders zijn voor het hof invoelbaar. Het oordeel van het hof beperkt zich echter tot de vraag of het tenlastegelegde buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld. Het hof heeft oog voor de impact die de gehele situatie heeft gehad op alle betrokkenen, hetgeen ook ter terechtzitting is gebleken. Er is sprake van een zeer vervelende en verdrietige situatie, die jarenlang heeft geduurd. Het hof begrijpt de ingrijpende gevolgen hiervan voor de verdachte, maar ook voor [slachtoffer] .
Onderzoekswensen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onderzoekswensen gedaan, strekkende tot – kort samengevat – het horen van een zevental getuigen alsmede het laten voegen van bescheiden aan het dossier. Nu het hof de verdachte integraal zal vrijspreken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd, behoeven de door de verdediging gedane onderzoekswensen geen bespreking.
Vordering van de benadeelde partij [tweelingzus slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [tweelingzus slachtoffer] in haar vordering niet worden ontvangen.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partij, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de verdachte. Deze proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 37.950,00 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in € 12.950,00 aan kosten voor studievertraging en € 25.000,00 aan immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 21.125,00, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Proceskosten
Het hof zal de benadeelde partij, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de verdachte. Deze proceskosten zijn tot op heden begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Vordering van de benadeelde partij [tweelingzus slachtoffer]
verklaart de benadeelde partij [tweelingzus slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. L. Feraaune en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 27 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.