De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, aan dat de gronden voor het toekennen van de (tijdelijke) voogdij aan de voogd onverminderd aanwezig zijn.
De verwachting is dat moeder, gezien de haar opgelegde detentieduur, voor langere tijd niet in staat zal zijn om haar gezag uit te oefenen en voor de kinderen geen beschikbare verzorger en opvoeder zal zijn.
Nu de vader in beroep is gegaan tegen de beschikking waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering is belast met de voogdij, doet zich de vraag voor welke de meest wenselijke gezagsvoorziening is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dienen daarbij de eerste overweging te vormen. De raad stelt voorop dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds ernstig wordt bedreigd, omdat zij vanuit de opvoedingssituatie bij de moeder kampen met trauma's als gevolg van ervaren onveiligheid. De kinderen waren met regelmaat voor langere tijd op zichzelf aangewezen, omdat de moeder, ondanks haar betrokkenheid en goede intenties, onvoldoende in staat was om hun veiligheid te waarborgen en als verzorger en opvoeder beperkt sociaal-emotioneel en fysiek beschikbaar voor hen was. Sinds de hechtenis van de moeder in augustus 2023 werden de kinderen geconfronteerd met snel opeenvolgende wisselingen in hun woonsituatie: van de moeder naar het pleeggezin en van het pleeggezin naar een gezinshuis.
Uit recente informatie van de voogd blijkt dat de kinderen een ontwikkelingsachterstand hebben en dat zij hun traumatische ervaringen nog moeten verwerken. Met name bij [minderjarige 2] wordt bij momenten fors afwijkend gedrag gezien, waarin zij zich moeilijk laat sturen. De kinderen hebben rust en regelmaat nodig en zijn daarnaast aangewezen op intensieve behandeling en begeleiding om de ontwikkelingsbedreiging op te heffen. Ter afwending van deze ontwikkelingsbedreiging, voor het waarborgen van rust en structuur in de opvoedingssituatie en het waarborgen van de voor de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijke begeleiding, is hulpverlening nodig. Deze behoefte aan passende hulpverlening maakt dat de wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen in staat moet zijn om een goede samenwerking te onderhouden met de bij de kinderen betrokken hulpverlening.
De vader is bekend met persoonlijke problematiek op diverse levensgebieden. Hoewel de vader aangeeft dat het beter met hem gaat op het vlak van zijn persoonlijke problematiek, wat tijdens het vorige raadsonderzoek ook werd gezien door de bij de vader betrokken hulpverlening, was deze positieve ontwikkeling destijds nog pril en kwetsbaar. De huidige samenwerking met de voogd verloopt moeizaam en de vader stelt zich hier bij momenten
grensoverschrijdend in op. Uit het dossier van de raad komt naar voren dat de samenwerking met de vader in de voorbije jaren eveneens moeizaam verlopen is. Er werd een wisselende houding bij de vader gezien, waarbij hij niet of nauwelijks beschikbaar was en dan weer meewerkend was en regelmatig van visie wijzigde.
De vader is vanwege detentie lange tijd geen aanwezige verzorger en opvoeder geweest. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kennen de vader niet (meer) en hebben geen emotionele binding met hem. De relatie en verstandhouding tussen de ouders kenmerkte zich in de voorbije jaren door huiselijk geweld en onderling wantrouwen. Ook nu nog zijn de ouders met elkaar in strijd en is er geen samenwerking mogelijk.
Toekenning van het gezag aan een ouder impliceert ook de plicht tot verzorging en opvoeding. De raad acht de vader hier, gezien het ontbreken van enige emotionele binding met de kinderen en gezien vaders persoonlijke problematiek, momenteel niet toe in staat. Er is nog onvoldoende duidelijkheid en zicht op wat de vader de kinderen te bieden heeft als verzorger en opvoeder en of hij al dan niet in staat is om vanuit het belang van de kinderen te denken en te handelen.
Daarnaast mag van een gezaghebbend ouder worden verwacht dat hij of zij in staat is om ervoor te zorgen dat de kinderen onbelast contact met beide ouders kunnen behouden. De raad maakt zich zorgen over de vraag of de vader hier voldoende zorg voor kan dragen, gezien de aanhoudende strijd tussen ouders. De raad acht de inzet van een neutrale professionele instantie om de belangen van de kinderen te behartigen nog steeds aangewezen. Gezien de problematiek van beide ouders vallen zij onder de doelgroep van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, waardoor dit naar de mening van de RvdK de meest aangewezen voogd is.