ECLI:NL:HR:1947:102

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 1947
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
49553
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • Fick, Vice-President
  • van der Meulen
  • van der Flier
  • Feber
  • Rombach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gold Flake-arrest inzake prijsopdrijving van sigaretten door caféhouder

In het Gold Flake-arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, uitgesproken op 25 februari 1947, werd de zaak behandeld van een caféhouder uit 's-Hertogenbosch die in 1946 20 Engelse sigaretten verkocht voor een prijs van 40 cent per stuk. Dit gebeurde in strijd met de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, die voorschrijft dat de geoorloofde prijs voor sigaretten aanzienlijk lager was. De caféhouder werd door de Bijzonderen Politierechter veroordeeld tot een geldboete van ƒ 50.000, sluiting van zijn zaak voor zes maanden, en een beroepsverbod van drie jaar. De zaak kwam in cassatie, waarbij de verdediging aanvoerde dat de rechter de bewijsvoering niet correct had toegepast en dat de straf niet in verhouding stond tot de ernst van het delict.

De Hoge Raad oordeelde dat de rechter in zijn vonnis onvoldoende had gemotiveerd waarom de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het gepleegde misdrijf. De Hoge Raad stelde vast dat de prijs van de sigaretten op het moment van verkoop algemeen bekend was en dat de caféhouder hiervan op de hoogte moest zijn geweest. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de lagere rechter en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van straffen en de toepassing van bewijs in economische delicten.

Uitspraak

No. 49553.
De Hooge Raad der Nederlanden,
Op het beroep van
[requirant], geboren [geboortedatum] 1874 te
[geboorteplaats], van beroep caféhouder en aldaar wonende, requirant van cassatie tegen een mondeling vonnis van den Bijzonderen Politierechter bij de Arrondissements-Rechtbank te
's Hertogenboschvan den zeventienden September 1946, waarbij, met vernietiging van een op 12 Juni 1946 door den Tuchtrechter voor de Prijzen in het arrondissement
's Hertogenboschten laste van requirant gewezen vonnis, deze in hooger beroep ter zake van ‘’een voorschrift, gegeven krachtens artikel 3 van de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939 opzettelijk niet nakomen’’, met aanhaling der artikelen 1, 3 en 12 dezer wet, 1 en 3 der Prijzenbeschikking 1940 no. 1 en 1, 5, 11 Besluit berechting economische delicten, is veroordeeld tot een geldboete van vijftigduizend gulden en tevens tot sluiting der zaak en stillegging der bedrijfsmiddelen voor den tijd van zes maanden, met verbod gedurende drie jaren het beroep van caféhouder uit te oefenen, terwijl voorts de publicatie van het vonnis is bevolen op de wijze als daarin nader omschreven;
Gehoord het verslag van den Raadsheer
van der Meulen;
Gezien het gerechtelijk schrijven, namens den Procureur-Generaal aan den requirant uitgereikt, ter kennisgeving van den dag voor de behandeling dezer zaak bepaald;
Gelet op de middelen van cassatie, namens den requirant voorgesteld bij pleidooi en luidende:
I. ‘’Schending en/of verkeerde toepassing van de artikelen 350, 358, 359 Wetboek van Strafvordering, junctis 367 Wetboek van Strafvordering, 6 Besluit berechting economische delicten, 1, 3, 12 Prijsopdrijvings- en Hamsterwet 1939, 1, 2, 3 Prijzenbeschikking 1940 I, aangezien het bewezen verklaarde, en bepaaldelijk dat de geoorloofde prijs der sigaretten lager was dan ƒ 0.40 per stuk niet uit den inhoud der gebezigde bewijsmiddelen kan volgen;’’
II. ‘’Schending en/of verkeerde toepassing van de artikelen 350, 358, 359 Wetboek van Strafvordering, junctis 367 Wetboek van Strafvordering, 6 Besluit berechting economische delicten, aangezien het bewezen verklaarde, en bepaaldelijk dat verdachte wist, dat de geoorloofde prijs lager was dan ƒ 0.40 per stuk, niet uit den inhoud der gebezigde bewijsmiddelen kan volgen;’’
III. ‘’Schending en/of verkeerde toepassing van de artikelen 350, 358, 359 Wetboek van Strafvordering, junctis 367 Wetboek van Strafvordering, 1 en 6 Besluit berechting economische delicten, aangezien de daartoe aangevoerde grond de opgelegde straffen niet kan motiveeren;’’
Gehoord den Advocaat-Generaal
Holsteijn, namens den Procureur-Generaal, in zijne conclusie, strekkende tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing der zaak naar het Gerechtshof te ’s Hertogenbosch ter behandeling en afdoening op het bestaande hooger beroep;
Overwegende dat bij het bestreden vonnis, met qualificatie en strafoplegging als voormeld, overeenkomstig de oproeping ten laste van requirant is bewezen verklaard, dat hij op 13 Maart 1946 te 'sHertogenbosch heeft verkocht aan den consument 20 Engelsche sigaretten van het merk ‘’Gold Flake’’ tegen den prijs van ƒ. 0.40 per stuk, terwijl hij wist dat de geoorloofde prijs lager was;
Overwegende ten aanzien van het eerste middel,
dat een prijsvaststelling bijzonderlijk ten aanzien van de in de bewezenverklaring bedoelde roerende goederen niet is gegeven;
dat de geoorloofde prijs dan ook ingevolge artikel 1, 1e lid, der Beschikking Prijsstop van 4 Juni 1945 is te beoordeelen naar de op 4 September 1944 geldende Prijzenbeschikking 1940 no. 1, welker voorschriften verwijzen naar de prijzen die op 9 Mei 1940, of in het tijdvak van 9 April tot 9 Mei 1940 door den verdachte werden berekend, dan wel op 9 Mei 1940 zouden zijn berekend of op dien datum gebruikelijk waren;
dat van algemeene bekendheid is dat op genoemden datum of in genoemd tijdvak de prijs van een sigaret als hier bedoeld verre bleef beneden dien in de bewezenverklaring genoemd;
dat de rechter, deze algemeene bekendheid in aanmerking nemend, ingevolge het laatste lid van artikel 339 Wetboek van Strafvordering, van oordeel mocht zijn dat de omstandigheid in het eerste middel vermeld nader bewijs niet behoefde;
dat het middel derhalve niet kan slagen;
Overwegende dat de rechter de wetenschap van wat van algemeene bekendheid is bij den verdachte aanwezig mocht achten en dan ook het tweede middel eveneens faalt;
Overwegende dat het vonnis als bijzondere reden, die de stafoplegging heeft bepaald, enkel vermeldt, dat de straf in overeenstemming is met den ernst van het gepleegde misdrijf;
Overwegende dat uit den ernst van het bewezen verklaarde — de verkoop van 20 Engelsche sigaretten tegen een prijs van 40 cent per stuk — de strafoplegging niet kan volgen en deze redengeving dan ook die straf niet kan hebben bepaald;
dat het derde middel mitsdien gegrond is;
Vernietigt het bestreden vonnis;
Rechtdoende krachtens artikel 106 der Wet op de Rechterlijke Organisatie:
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te
's Hertogenboschter berechting en afdoening op het bestaande hooger beroep.
Gewezen te ’s-Gravenhage bij de Heeren Fick, Vice-President, van der Meulen, van der Flier, Feber en Rombach, Raden, in bijzijn van den Substituut-Griffier Reijers, die dit arrest hebben onderteekend, en door voornoemden Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van den vijf en twintigsten Februari 1900 Zeven en Veertig, in tegenwoordigheid van de genoemde Heeren, alsmede van den Advocaat-Generaal Holsteijn, met uitzondering echter van den Raadsheer van der Flier, die verhinderd was geworden bij de uitspraak tegenwoordig te zijn en dit arrest te onderteekenen.