dat de President daartoe heeft overwogen:
‘’Het navolgende is komen vast te staan.
Amro-bank is eigenares van de 30 percelen genoemd sub 1 van de dagvaarding, gelegen aan de Oude Zijds Voorburgwal, de St. Pietershalsteeg, de Nes en de Enge Lombardsteeg.
[eiser] verblijft zonder toestemming van Amro-bank sedert mei 1976 regelmatig in het perceel Nes 43A van Amro-bank en weigert ondanks sommatie daartoe zijdens Amro-bank om dit perceel te verlaten.
Stellende dat alle genoemde 30 percelen een gebouwencomplex vormen omsloten door de vier genoemde straten, vordert Amro-bank dat Wij [eiser] zullen bevelen dit complex te ontruimen.
Met betrekking tot de vraag of — gelijk Amro-bank stelt en [eiser] ontkent — in casu sprake is van een gebouwencomplex hebben Wij bij Onze bezichtiging geconstateerd dat het perceel Nes 43A oorspronkelijk in verbinding heeft gestaan met de daaraan grenzende percelen St. Pietershalsteeg doch dat deze verbinding thans zodanig solide is dichtgemetseld door Amro-bank, dat de verbinding als opgeheven is te beschouwen.
De percelen St. Pietershalsteeg zijn duidelijk onderling verbonden en binnendoor bereikbaar, van enige verdere onderlinge verbinding van genoemde percelen met de overige in de dagvaarding voorkomende nummers — welke trouwens door Amro-bank aan derden (particulieren dan wel zaken) verhuurd althans in gebruik gegeven blijken te zijn — is overigens niets komen vast te staan.
Onder de gegeven omstandigheden kan mitsdien niet met recht worden staande gehouden, dat [eiser] het gehele complex onrechtmatig occupeert.
Weliswaar is [eiser] naar voorshands kan worden aangenomen betrokken geweest bij het kraken van de genoemde percelen aan de St. Pietershalsteeg, doch ter gelegenheid van de bezichtiging is Ons duidelijk geworden dat deze percelen thans als opslagplaats voor archiefstukken en als rijwielbewaarplaats, uitsluitend in handen zijn van Amro-bank, die er ook een permanente dag en nachtbewaking aanwezig heeft.
Amro-bank koestert wel de vrees dat [eiser] in de toekomst wederom tot het kraken hiervan zou kunnen overgaan, doch daargelaten dat daartoe onder de gegeven omstandigheden weinig mogelijkheid lijkt te bestaan, kan vrees voor kraakacties op zichzelf geen grond voor een bevel tot ontruiming opleveren.
Ook de omstandigheid dat — gelijk bij de plaatselijke bezichtiging bleek — het perceel Nes 45 inmiddels ook is gekraakt door personen wier naam aan Amro-bank tot dusverre onbekend is, rechtvaardigt niet een bevel tot ontruiming door [eiser] van dit pand.
Op grond van al het vorenoverwogene zijn Wij mitsdien van oordeel dat het gevraagde bevel tot ontruiming tegen [eiser] toewijsbaar is, echter uitsluitend met betrekking tot het perceel Nes 43A. [eiser] heeft wel betoogd dat nu ontruiming van het gehele complex is gevorderd, deze vordering behoort te worden ontzegd. Wij zijn echter van oordeel dat, nu in de dagvaarding de betreffende dertig percelen stuk voor stuk zijn aangeduid als vorenoverwogen, aan een bevel tot ontruiming van één dezer percelen de gevorderde ontruiming als complex niet in de weg staat.
Ten einde te bewerkstelligen dat het tegen [eiser] gevraagde bevel tot ontruiming tevens ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegenover derden die zich ten tijde van de executie van het betreffende vonnis in het litigieuze perceel Nes 43A zullen blijken te bevinden zonder toestemming van Amro-bank, stelt laatstgenoemde dat deze derden zich in bedoeld perceel bevinden met behulp althans met toestemming van [eiser].
Weliswaar hebben Wij ter gelegenheid van de bezichtiging op 16 juni 1976 geconstateerd dat in het litigieuze perceel — hetwelk beneden kennelijk als café wordt geëxploiteerd en boven een aantal als woonvertrekken ingerichte ruimten bevat alsmede enige archiefruimte van Amro-bank — een groot aantal personen vrijelijk in en uitliep, maar omtrent enige speciale rol, functie of gedraging van [eiser], waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de aanwezigheid van genoemde derden, van de toestemming of het medeweten van [eiser] afhankelijk zou zijn, is ten processe niets gesteld of gebleken.
De gevraagde ontruiming zal dus worden geweigerd voor zover deze bedoelt daarin anderen dan uitsluitend [eiser] te betrekken.
Het sub II van het petitum voorts gevorderde, inhoudende dat [eiser] wordt bevolen om na de ontruiming niet weer in het litigieuze perceel terug te keren komt onder de gegeven omstandigheden voor toewijzing in aanmerking evenals de sub IV gevorderde mogelijkheid tot reële executie.
Naast dit laatste komt een dwangsom als gevorderd sub V overbodig voor.
Het sub III gevorderde komt naast het sub II gevorderde eveneens overbodig voor.
Nu elk van partijen ten dele in het ongelijk is gesteld, vinden Wij termen de kosten te compenseren, des dat elk van partijen de hare drage.’’;
dat Amro-bank van het door de President gewezen vonnis in hoger beroep is gekomen bij het Hof, waarna het Hof bij het in cassatie bestreden arrest van 8 december 1976 als volgt uitspraak heeft gedaan:
‘’Vernietigt het vonnis voor zover het onder I, II en IV gevorderde niet als na te melden is toegewezen, het onder III en V gevorderde is ontzegd en de gedingkosten zijn gecompenseerd;
En te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
Beveelt dat onmiddellijk na de betekening van dit arrest de ontruiming van Nes 43 en 43A, alsmede van St. Pietershalsteeg 2, 4, 6, 8, 10 en 12 zal geschieden door [eiser] (voor zover hij daaraan niet reeds gevolg heeft gegeven ten aanzien van Nes 43A) met de zijnen, en dat onder overgave der sleutels het ontruimde ter vrije beschikking van Amro-bank gesteld zal worden;
Machtigt laatstgenoemde om indien [eiser] en/of de zijnen in gebreke blijft (blijven) aan dit arrest te voldoen de ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
Verbiedt [eiser] en de zijnen de hiervoren genoemde percelen of een daartoe behorend zonder toestemming van Amro-bank te betreden of zich daarin te bevinden;
Veroordeelt [eiser] een dwangsom te betalen van ƒ 500,-- (vijfhonderd gulden) voor iedere overtreding van het bevel tot ontruiming en van het verbod tot betreding en iedere dag dat een dergelijke overtreding voortduurt;
Bekrachtigt het vonnis voor zover het bij inleidende dagvaarding onder II en IV gevorderde is toegewezen met dien verstande dat in het dictum onder 3 wordt gelezen: in plaats van ‘’vorenbedoeld perceel’’: vorenbedoelde percelen, onder 4 wordt gelezen: in plaats van ‘’het sub 3 bedoelde’’: vorenbedoelde percelen;
Verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Veroordeelt [eiser] in de gedingkosten van beide instanties, aan de zijde van Amro-bank begroot, voor wat de kosten van de eerste aanleg op ƒ 500,-- (vijfhonderd gulden) en voor wat betreft deze instantie tot aan dit arrest op ƒ 900,-- (negenhonderd gulden);
Ontzegt het meer of anders gevorderde;’’;
dat het Hof daartoe heeft overwogen:
‘’1. dat de grieven van de Amro-bank luiden:
I. Ten onrechte heeft de President nagelaten [eiser] te veroordelen tot ontruiming van het gehele in de inleidende dagvaarding genoemde gebouwencomplex;
II. Ten onrechte heeft de President [eiser] niet veroordeeld tot ontruiming met het zijne en de zijnen noch tot ter vrije beschikkingstelling van het ontruimde aan de Amro-bank tegen overgave van de sleutels;
III. Ten onrechte heeft de President het onder III en V der inleidende dagvaarding gevorderde niet toegewezen;