ECLI:NL:HR:1989:1

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 1989
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
13.897
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. de Groot
  • J. Hermans
  • W. Boekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergissing in veroordeling tot betaling in civiele zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 1989 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door zijn advocaat Mr. M.E. Gelpke, had verweerster in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht. De eiser vorderde betaling van ƒ. 12.500,-- met rente, maar de Rechtbank wees de vordering af. Eiser ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het vonnis van de Rechtbank vernietigde en eiser veroordeelde tot betaling aan verweerster. Eiser stelde cassatie in, omdat het Hof door een vergissing de veroordeling omkeerde. De Hoge Raad oordeelde dat het middel gegrond was, omdat het Hof ten onrechte eiser had veroordeeld tot betaling aan verweerster. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en deed de zaak zelf af, waarbij de Hoge Raad de veroordeling in de juiste volgorde herstelde. De Hoge Raad veroordeelde verweerster in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

27 januari 1989
Eerste Kamer
Nr. 13.897
S.J.
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: Mr. M.E. Gelpke,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats].
VERWEERSTER in cassatie,
Niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie – verder te noemen [eiser] – heeft bij exploot van 4 december 1984 verweerster in cassatie – verder te noemen [verweerster] – gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd de veroordeling van [verweerster] tot betaling van ƒ. 12.500,-- met 7 % rente per jaar sedert december 1978 tot 21 november 1984 en met 9 % rente per jaar over het totaal verschuldigde vanaf 21 november 1984 tot de dag der algehele voldoening.
[verweerster] heeft tegen die vordering verweer gevoerd en in reconventie, voorwaardelijk, gevorderd de veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag gelijk aan de helft van het vermogen van de vennootschap [A] per 1 januari 1980, als vastgesteld door [accountant], registeraccountant, met de wettelijke rente. [eiser] heeft zich tegen de veroordeling ingestelde reconventionele vordering verweerd.
Bij vonnis van 31 juli 1986 heeft de Rechtbank, onder meer overwegende dat het geval waarvoor de reconventionele vordering is ingesteld zich niet voordoet, de vordering van [eiser] in conventie afgewezen.
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. [verweerster] heeft de door [eiser] aangevoerde grieven bestreden en harerzijds incidenteel appel ingesteld, hetwelk door [eiser] is bestreden.
Bij arrest van 13 juni 1988 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, in het principaal appel “appellant veroordeeld tot betaling aan geïntimeerde” van Ƒ. 12.500,-- met 7 % rente per jaar sedert december 1978 tot 21 november 1984 en met de wettelijke rente over het totaal verschuldigde vanaf 21 november 1984 tot de dag der algehele voldoening, en voorts “geïntimeerde” veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg in in hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Ten Kate strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot afdoening van de zaak door de hoge raad zelf.
3. Beoordeling van het middel
Het middel is gegrond. Door een kennelijke vergissing heeft het Hof in het principaal appel “appellant” veroordeeld tot betaling aan “geïntimeerde”, in plaats van het omgekeerde.
De Hoge Raad kan na vernietiging van ’s Hofs arrest, voor zover de voormelde veroordeling betreffende, de zaak zelf afdoen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 13 juni 1988, voor zover inhoudende:
“In het principaal appel:
Veroordeelt appellant aan geïntimeerde tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ. 12.500,--, vermeerderd met 7 % rente per jaar sedert december 1978 tot 21 november 1984, en met de wettelijke rente over het totaal verschuldigde vanaf 21 november 1984 tot de dag der algehele voldoening. ”;
veroordeelt de geïntimeerde in hoger beroep
- [verweerster] – aan appellant in hoger beroep
- [eiser] – tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ƒ. 12.500, -- vermeerderd met 7 % rente per jaar sedert december 1978 tot 21 november 1984, en met de wettelijk rente over het totaal verschuldigde vanaf 21 november 1984 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op ƒ. 2.498,75, op de voet van art. 57b Rv. Te voldoen aan de Griffier.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren Mrs. De Groot, als voorzitter, Hermans en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door Mr. Hermans op
27 januari 1989.