ECLI:NL:HR:1989:AD0604

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 1989
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
7379 rek.nr
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Martens
  • A. de Groot
  • H. Hermans
  • J. Verburgh
  • J. Boekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatieberoep inzake alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de vrouw op 19 februari 1987 een verzoek ingediend bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch om de man te verplichten tot het betalen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, vastgesteld op ƒ. 300,-- per maand, met ingang van 1 maart 1987. De Rechtbank heeft dit verzoek op 14 oktober 1987 afgewezen. Hierop heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 3 maart 1988 de beschikking van de Rechtbank heeft vernietigd en de bijdrage alsnog heeft vastgesteld op ƒ. 300,-- per maand, met terugwerkende kracht tot 1 maart 1987. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof.

De Hoge Raad heeft op 27 januari 1989 het cassatieberoep van de man verworpen. De in het cassatiemiddel aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen nadere motivering nodig was op basis van artikel 101a van de Wet op de Rechterlijke Organisatie.

De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door Mr. Hermans, en de zaak is behandeld door de vice-president Martens als voorzitter, samen met de raadsheren De Groot, Hermans, Verburgh en Boekman.

Uitspraak

27 januari 1989
Eerste Kamer
Rek.nr. 7379
Br.
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: eerst: Mr. Dr. K.W.P. Klaassen
thans: Mr. J.L. Hofdijk,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: Mr. J.C van Oven.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 19 februari 1987 heeft verweerster in cassatie, nader te noemen de vrouw, zich gewend tot de Rechtbank te 's-Hertogenbosch met het verzoek te bepalen dat verzoeker tot cassatie, nader te noemen de man, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [het kind] zal betalen een bedrag van ƒ. 300,-- per maand, zulks met ingang van 1 maart 1987.
Nadat de man tegen dat verzoek verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij beschikking van 14 oktober 1987 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 3 maart 1988 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank vernietigd en met wijziging in zoverre van de beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 9 juni 1982, de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige alsnog vastgesteld op ƒ. 300,-- per maand met ingang van 1 maart 1987.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Meijers strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren De Groot, Hermans, Verburgh en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door Mr. Hermans op
27 januari 1989.