ECLI:NL:HR:1991:1

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 1991
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
14.433
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. de Groot
  • J. Haak
  • W. Boekman
  • H. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte: ontruiming flatwoning en vordering tot betaling

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. op 30 november 1983 verweersters in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam. De eiseres vorderde ontruiming van een flatwoning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] en een betaling van f 764,65 voor iedere maand dat de flatwoning na 30 november 1983 in gebruik werd gehouden. De eiseres trok haar vordering tegen enkele andere gedaagden in. De Rechtbank heeft op 19 december 1984 de vorderingen van [eiseres] ontzegd. Hierop heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waar verweersters incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het Gerechtshof heeft op 16 november 1989 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klacht in het cassatiemiddel niet tot cassatie kan leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproept. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op f 2.875,--. Dit arrest is gewezen op 22 november 1991 door de raadsheren A. de Groot, J. Haak, W. Boekman, en openbaar uitgesproken door raadsheer H. Hermans.

Uitspraak

22 november 1991
Eerste Kamer
Nr. 14.433
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. E. van Staden ten Brink,
t e g e n
1. [verweerster 1],
2. [verweerster 2],
3. [verweerster 3],
allen wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: Mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie – verder te noemen [eiseres] – heeft bij exploot van 30 november 1983 op verkorte termijn verweersters in cassatie – verder te noemen [verweersters] – en drie anderen gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd hen te veroordelen tot ontruiming van de flatwoning aan de [a-straat 1] te [woonplaats] op verbeurte van een dwangsom van f 200,-- per dag en hen te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van f 764,65 voor iedere maand dat zij de flatwoning na 30 november 1983 in gebruik houden. [eiseres] heeft de vordering tegen voormelde anderen vervolgens ingetrokken.
Nadat [verweersters] tegen de vorderingen verweer hadden gevoerd, heeft de Rechtbank bij vonnis van 19 december 1984 aan [eiseres] haar vorderingen ontzegd.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarna [verweersters] incidenteel hoge beroep hebben ingesteld.
Bij arrest van 16 november 1989 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweersters] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klacht kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot deze uitspraak aan de zijde van [verweersters] begroot op f 2.875,--, op de voet van art. 57
bRv. te voldoen aan de Griffier.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren De Groot, als voorzitter, Haak en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Hermans op
22 november 1991.