ECLI:NL:HR:1991:AC0613
Hoge Raad
- Cassatie
- A. van den Blink
- J. Beekhuis
- M. Urlings
- Rechtspraak.nl
Onderzoek naar gedragingen van de kinderrechter in het kader van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 1991 uitspraak gedaan naar aanleiding van een vordering van de Procureur-Generaal. De vordering betrof een onderzoek naar de gedragingen van een kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, naar aanleiding van klachten van klager over de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De Procureur-Generaal had verzocht om een onderzoek naar mogelijke niet aanvaardbare gedragingen van de kinderrechter, zoals bedoeld in de artikelen 14a tot en met 14e van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO). De klachten van klager betroffen onder andere de te late verlenging van de ondertoezichtstelling en het niet informeren van klager over de beëindiging van deze ondertoezichtstelling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de kinderrechter op 7 april 1989 de beschikking tot ondertoezichtstelling te laat heeft verlengd, maar dat dit verzuim geen gevolgen heeft gehad voor klager. De Hoge Raad oordeelde dat de kinderrechter niet op de hoogte was van de appelprocedure en dat zij niet kon voorzien dat haar mededeling aan de Raad voor de Kinderbescherming gevolgen zou hebben voor klager. De Hoge Raad heeft de bezwaren van klager tegen de kinderrechter met betrekking tot de te late verlenging van de ondertoezichtstelling ongegrond verklaard.
Echter, de Hoge Raad heeft het bezwaar van klager tegen de kinderrechter met betrekking tot de beëindiging van de ondertoezichtstelling gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de kinderrechter onzorgvuldig had gehandeld door klager niet op de hoogte te stellen van haar beslissing tot beëindiging van de ondertoezichtstelling, wat een ernstige schok voor klager en zijn echtgenote betekende. De Hoge Raad heeft de kinderrechter aangesproken op haar verantwoordelijkheid om klager tijdig te informeren over haar beslissingen, vooral gezien de uitzonderlijke omstandigheden van de zaak.