Uitspraak
Nadat [eiser] tegen de vordering verweer had gevoerd, heeft de Rechtbank bij rolbeschikking van 3 maart 1987 een comparitie van partijen gelast en bij vonnis van april 1988 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
Tijdens een voetbalwedstrijd op 14 oktober 1984 tussen Achilles 94 en Drachten 2, waarbij [eiser] bij Achilles en [verweerder] bij Drachten speelde, is [verweerder] aan een knie gewond geraakt, terwijl [eiser] zich in zijn onmiddellijke nabijheid bevond. Bij medisch onderzoek werd op het bot aan de binnenkant van de knie een groot defect geconstateerd met loshangende flarden en losse kraakbeenstukken.
In haar eindvonnis heeft de Rechtbank op grond van de afgelegde getuigenverklaringen bewezen geacht dat [eiser] [verweerder] heeft geschopt. Vast is komen te staan, aldus de Rechtbank, dat [eiser] “zich aan zogenaamd “natrappen” heeft schuldig gemaakt”. De Rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat [eiser] zich jegens [verweerder] aan een onrechtmatige daad schuldig heeft gemaakt en heeft de vordering toegewezen.
Het Hof heeft de grieven I en II betreffende de bewijswaardering door de Rechtbank verworpen. Het Hof heeft geoordeeld dat [eiser] tijdens de wedstrijd [verweerder] “heeft geschopt op een moment dat laatstbedoelde niet meer in het bezit van de bal was”. In een en ander ligt besloten dat ook het Hof – anders dan in de schriftelijke toelichting van [eiser] wordt verondersteld – hier een geval van “natrappen” heeft gezien. Dat strookt ook met ’s Hofs referte (in de rechtsoverwegingen 2.3 en 3.2) aan het rapport van de scheidsrechter, waarin het gebeurde als volgt is weergegeven: “zonder dat de bal in de buurt was legde [eiser] zijn tegenstaander neer …”.
Het Hof heeft vervolgens met betrekking tot grief III geoordeeld (rechtsoverweging 3.2) dat de ‘’bewezen geachte gedraging van [eiser] viel buiten de regels van het spel (…) en/of was abnormaal gevaarlijk gelet op het – bij voetballers bekende – risico van knieletsel bij het in aanraking komen van een knie met een hard voorwerp”. Hiervan uitgaande oordeelde het Hof dat [eiser] jegens [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld en dat dit aan [eiser] kan worden toegerekend. Na verwerping van grief IV betreffende “risico-aanvaarding” en “eigen schuld” heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
Onderdeel 2a klaagt over onduidelijkheid veroorzaakt door gebruik van de term “en/of” in rechtsoverweging 3.2 van het Hof. Ook deze klacht faalt. Het Hof breng met deze, inderdaad minder gelukkige, term tot uitdrukking dat het de aanwezigheid aanneemt van beide in rov. 3.2 genoemde elementen, nl. dat de gedraging van [eiser] “buiten de regels van het spel” viel en dat die gedraging in voormelde zin “abnormaal gevaarlijk” was.
Bij het vorenstaande verdient opmerking dat niet reeds het enkele overtreden van de spelregels, waaronder regels ter bescherming van de veiligheid van de spelers, onrechtmatig is. Wel is de overtreding van een spelregel een factor die meeweegt bij de beoordeling van de onrechtmatigheid. Het Hof heeft zulks evenwel niet miskend. Het acht immers niet alleen mede relevant dat sprake is van een abnormaal gevaarlijke gedraging, maar spreekt ook van een gedraging “buiten de regels van het spel”. Daarmede brengt het, mede gelet op de referte aan het rapport van de scheidsrechter, tot uitdrukking dat er geen sprake meer was van een situatie waarin de beide betrokken spelers de bal aan het spelen waren en waarin juist het spel soms een ingrijpen van een speler kan eisen, waarbij de kans op letsel niet uitgesloten kan worden. Voor zover het onderdeel ervan uitgaat dat het Hof heeft aangenomen dat reeds het enkele overtreden van de spelregels tot onrechtmatigheid leidt, mist het derhalve feitelijke grondslag.
Onderdeel 4 betoogt slechts dat de rechtsoverwegingen 4.3 en 4.4 van het Hof innerlijk tegenstrijdig zijn. Dit betoog faalt. Bekendheid met het feit dat er spelers zijn die “dergelijke schoppen”- schoppen als die van [eiser] – uitdelen en daarmede onnodig blessures veroorzaken, sluit immers niet uit dat een voetbalspeler ervan mag blijven uitgaan dat de andere spelers op het veld zich behoorlijk zullen gedragen en niet onnodig blessures zullen veroorzaken.
28 juni 1991.