ECLI:NL:HR:1992:AA1835

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 1992
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
27970
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Mijnssen
  • M. Urlings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting 1987

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 januari 1991, betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting. Aan belanghebbende was voor het jaar 1987 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 26.964,--. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

Na de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat belanghebbende niet had aangetoond dat de in aftrek te brengen uitgaven voor levensonderhoud van verwanten hoger waren dan ƒ 2.600,--, berustte op de waardering van bewijsmiddelen die aan het Hof voorbehouden was. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering en kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A. Stoffer als voorzitter, en de raadsheren J. Mijnssen en M. Urlings, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer op 27 mei 1992.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 januari 1991 betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof. Aan belanghebbende is voor het jaar 1987 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 26.964,--. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.
2. Geding in cassatie. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten. Het oordeel van het Hof dat belanghebbende niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat de in aftrek te brengen uitgaven voor levensonderhoud van verwanten hoger is dan ƒ 2.600,--, kan als berustende op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en geen nadere motivering behoevende, in cassatie niet met vrucht worden bestreden. De klachten falen derhalve.
4. Beslissing. De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Mijnssen en Urlings, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer van 27 mei 1992.