ECLI:NL:HR:1992:AA1835
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Mijnssen
- M. Urlings
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting 1987
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 januari 1991, betreffende de hem voor het jaar 1987 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting. Aan belanghebbende was voor het jaar 1987 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 26.964,--. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
Na de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld en daarbij verschillende klachten ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat het oordeel van het Hof, dat belanghebbende niet had aangetoond dat de in aftrek te brengen uitgaven voor levensonderhoud van verwanten hoger waren dan ƒ 2.600,--, berustte op de waardering van bewijsmiddelen die aan het Hof voorbehouden was. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering en kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president A. Stoffer als voorzitter, en de raadsheren J. Mijnssen en M. Urlings, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Zandhuis, in raadkamer op 27 mei 1992.