Uitspraak
Eerste Kamer
Nr. 14.568
AS
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
niet verschenen,
DE VESTINGWACHTER B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage ,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] ,
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster 1] is verstek verleend.
De Vestingwachter en [verweerster 3] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Koopmans strekt tot vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 juni 1990 en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof aldaar.
Op grond van al het vorenstaande moet worden aangenomen dat ook de huurder die niet zelf in het gehuurde een bedrijf uitoefent, een vordering op de voet van art. 1635 kan instellen. Voor zover in HR 16 juni 1978, NJ 1979, 22 een meer beperkte opvatting ligt besloten, wordt hiervan teruggekomen.
De gegrondbevinding van middel I brengt mede dat de overige middelen geen behandeling behoeven.
8 mei 1992.