ECLI:NL:HR:1994:AJ6127

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 1994
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
330-93-V
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H. Haak
  • A. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • J. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en zekerheidstelling in cassatie

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat door de Officier van Justitie in het arrondissement Leeuwarden was uitgevaardigd. De Kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene ongegrond verklaard. De betrokkene heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking van de Kantonrechter te 's-Gravenhage, gedateerd 2 augustus 1993. De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd dat de beslissing van de Kantonrechter moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden terugverwezen.

De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 15 maart 1994, onder nummer 330-93-V, de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Volgens artikel 26 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) kan degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, binnen een bepaalde termijn beroep in cassatie instellen, maar alleen na voorafgaande zekerheidstelling van het verschuldigde bedrag en de griffiekosten. De Hoge Raad oordeelt dat de betrokkene, die geen zekerheid heeft gesteld, de gelegenheid krijgt om dit alsnog te doen binnen dertig dagen na de uitspraak.

De Hoge Raad stelt dat, indien de betrokkene niet binnen deze termijn zekerheid stelt, het cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De beschikking is gegeven door vice-president H. Haak, samen met de raadsheren A. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en J. Koster, in aanwezigheid van griffier Sillevis Smitt-Mülder. De verdere uitspraak is aangehouden.

Uitspraak

15 maart 1994
Strafkamer
Nr. 330-93-V
CJIB 1543444
AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen de beschikking van de Kantonrechter te ’s-Gravenhage van 2 augustus 1993 betreffende:
[betrokkene], wonende te
[woonplaats].
1. De beschikking van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het verzet van [betrokkene] tegen de tenuitvoerlegging van een door de Officier van Justitie in het arrondissement Leeuwarden uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beschikking van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld.
De Advocaat-Generaal Meijers heeft geconcludeerd dat de beslissing van de Kantonrechter moet worden vernietigd en dat terugwijzing van de zaak moet volgen.
3. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1.1. Naar luid van art. 26 WAHV kan degene aan wie een in deze wet geregelde administratieve sanctie is opgelegd binnen de aldaar genoemde termijn beroep in cassatie instellen tegen de beschikking van de kantonrechter waarbij op het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een uitgevaardigd dwangbevel is beslist. Eveneens volgens art. 26 WAHV is eerstbedoelde slechts ontvankelijk in zijn cassatieberoep na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten ter griffie van het kantongerecht dat de beschikking heeft gegeven. Voor het overige regelt noch de WAHV noch een andere wet iets ten aanzien van het cassatieberoep als hier bedoeld.
3.1.2. Redelijke toepassing van de hiervoren weergegeven bepalingen brengt mee dat aan een betrokkene, die niet tegelijk met het instellen van cassatieberoep zekerheid als evenbedoeld heeft gesteld, een termijn wordt gegund om te voldoen aan de verplichting om op wettelijk voorgeschreven wijze — derhalve ter griffie van het kantongerecht — zekerheid te stellen, alvorens de Hoge Raad bij het niet gesteld zijn van zekerheid ertoe overgaat de betrokkene in zijn cassatieberoep op die grond niet-ontvankelijk te verklaren.
3.1.3. De betrokkene dient daartoe aan de griffie van het kantongerecht te verzoeken hem op te geven tot welk (door de griffie aan de hand van de persoonsgegevens van de betrokkene, het op de zaak betrekking hebbende CJIB-nummer, het aan de betrokkene betekende dwangbevel en het exploit van betekening vast te stellen) bedrag hij zekerheid moet stellen, en dit bedrag aldaar te betalen. Voor zover de griffie daarover niet beschikt dient de betrokkene ter griffie die gegevens mede te delen en die documenten te tonen.
3.2. Te dezen is de Hoge Raad niet gebleken dat zekerheid is gesteld en wordt er daarom van uitgegaan dat dit niet is geschied. Derhalve is het vorenoverwogene hier van toepassing. De Hoge Raad geeft de betrokkene gelegenheid om alsnog zekerheid te stellen binnen dertig dagen na de datum van de uitspraak van deze beslissing, bij gebreke waarvan het cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Stelt [betrokkene] in de gelegenheid om binnen dertig dagen na onderstaande datum zekerheid te stellen ter griffie van het Kantongerecht te 's-Gravenhage op de hiervoren onder 3.1.3 voorgeschreven wijze.
Houdt iedere verdere uitspraak aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Haak als voorzitter, en de raadsheren Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en Koster, in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 maart 1994.