ECLI:NL:HR:1995:1

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 1995
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
101.039 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H. Hermans
  • A. Beekhuis
  • M. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van groenvleugelara’s zonder vergunning en de bewijsvoering van opzet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 1995 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van twee groenvleugelara's zonder de benodigde vergunning. De Hoge Raad overwoog dat voor een bewezenverklaring van het opzettelijk invoeren zonder vergunning voldoende is dat de verdachte wist dat hij niet in het bezit was van een vergunning. Het was niet noodzakelijk dat de verdachte ook wist dat hij zonder vergunning geen groenvleugelara's mocht invoeren in Nederland. De verdachte had voorafgaand aan de invoer informatie ingewonnen bij het Cites-bureau, waar hem was verteld dat hij bepaalde documenten nodig had voor de invoer. Echter, de vogels waren niet voorzien van een voetring, wat een vereiste was voor de invoer. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, omdat hij zich bewust was van het ontbreken van de vergunning. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de eerdere uitspraak van het Gerechtshof werd bevestigd.

Uitspraak

7 november 1995
Strafkamer
nr. 101.039 E
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 1 november 1994 in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te
[woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 19 mei 1993 - aan de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift' gesteld krachtens artikel 2, eerste lid, van de In- en uitvoerwet, opzettelijk begaan" opgelegd de straf van verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr W. Schoorlemmer, advocaat te Nijmegen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Van Dorst heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing der zaak naar een aangrenzend hof ten einde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
4. Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
dat hij op 22 september 1992 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk twee groenvleugelara's (Ara Chloroptera, familie van de Psittacidae), zijnde goederen aangewezen in de bijlage B van het In- en uitvoerbesluit bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten, zonder vergunning van de Minister van Landbouw en Visserij in Nederland heeft ingevoerd.
4.2. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had bij aankomst op Schiphol op 22 september 1992 twee groenvleugelara's bij mij. De vogels kwamen van de Nederlandse Antillen. Ik had geen invoervergunning voor de vogels noch een ontheffing daarvoor. De vogels waren niet geringd.
Voor mijn vertrek naar de Nederlandse Antillen heb ik contact opgenomen met het Cites-bureau van de directie NBLF van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Ik heb gevraagd wat ik nodig had indien ik vogels vanaf de Nederlandse Antillen mee wilde nemen naar Nederland. Mij is toen verteld dat ik voor een invoervergunning de volgende documenten nodig had: een uitvoerdocument, een aankoopkwitantie en een gezondheidsverklaring.
In het dossier bevindt zich een document afkomstig van […] dat, afgezien van het faxhoofd: sep-28-92 mon 21:51 [A] p. 02, niet gedateerd is. Volgens mij is dit het benodigde uitvoerdocument. Dit document zat op 22 september 1992 niet bij mijn papieren.
2. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 mei 1993 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van het Cites-bureau had ik ook te horen gekregen dat de dieren voorzien moesten zijn van een voetring.
3. Het ambtsedig proces-verbaal nummer 1357, opgemaakt op 28 september 1992 door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], allen bevoegde ambtenaren van de belastingdienst geplaatst op de Douanepost Schiphol. Stationsgebouw, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1], zakelijk weergegeven:
Op 22 september 1992 bevond ik mij op Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Ik zag een man in de aankomsthal de zogenaamde "rode doorgang" kiezen. Hij had twee levende papegaaien aan te geven. Dit bleken twee groenvleugelara's, zijnde ara chloroptera, familie van de psittaciae, te zijn.
[verdachte] overhandigde mij in de rode doorgang een gezondheidsverklaring vanuit Sint Maarten, een schrijven van de Caribbean Pet World vanuit Sint Maarten, en een factuur. Hij zei mij desgevraagd geen invoervergunning te hebben.
4. Het aanvullend proces-verbaal nummer HD 93 C 186A, opgemaakt op 2 november 1993 door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden ambtenaar van de belastingdienst, werkzaam bij de Douane Post Hoofddorp Surveillance, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten betreffende de tegenover verbalisanten op 2 november 1993 afgelegde verklaring van [betrokkene 2], medewerker bij het Cites-bureau van de directie NBLF van het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het geval iemand zich tot het Cites-bureau wendt met het verzoek om informatie over de invoer in Nederland van ara's afkomstig vanuit niet EG-lidstaten, dan wordt altijd verteld dat dit slechts mogelijk is indien men in het bezit is van een geldig uitvoerdocument van het land van (weder-) uitvoer en van een invoervergunning van Nederland.
Voor het invoeren van papegaaien uit de Nederlandse Antillen wordt bovendien voorgeschreven -om te beginnen- dat de vogels voorzien zijn van een goed passende gesloten voetring.
Het kan uitgesloten worden geacht dat indien [verdachte] informatie heeft gevraagd over de invoer van papegaaien uit de Nederlandse Antillen aan hem de procedure niet is uitgelegd.
4.3. Voorts heeft het Hof ten aanzien van de bewezenverklaring overwogen:
Het hof acht ook het ten laste gelegde opzet bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat:
de verdachte wist dat voor de invoer van de groenvleugelara's een vergunning nodig was;
- de verdachte voor nadere informatie tevoren contact heeft opgenomen met het Cites-bureau van de directie NBLF van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
- door een medewerker van het Cites-bureau aan de verdachte is medegedeeld dat hij bij invoer uit de Nederlandse Antillen nodig had: een uitvoerdocument, een aankoopkwitantie en een gezondheidsverklaring, en dat de vogels een voetring moesten dragen (zijnde de voorwaarden voor het verkrijgen van een invoervergunning) ;
- de verdachte wist dat de vogels geen voetring droegen.
De verdachte wist derhalve bij aankomst op Schiphol dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning tot invoer van de groenvleugelara's. Hieraan doet niet af dat de verdachte op zijn vraag hoeveel vogels hij zou mogen invoeren door het Cites-bureau is verwezen naar de Rijksdienst voor Keuring van Vee en Vlees (RVV), en dat die Dienst, naar zijn zeggen, hem heeft medegedeeld dat men maximaal twee vogels per persoon mag invoeren en dat daartoe (slechts) een gezondheidsverklaring van de vogels nodig is.
5. Beoordeling van het tweede middel
5.1. Uit de hiervoren onder 4.2 weergegeven bewijsmiddelen heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte opzettelijk twee groenvleugelara's zonder vergunning van de Minister van Landbouw en Visserij in Nederland heeft ingevoerd. Die bewijsmiddelen houden immers in dat, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, de verdachte zich ten tijde van het plegen van het onderhavige feit bewust was van de omstandigheid dat hij niet in het bezit was van een invoervergunning van vorenvermelde Minister. Voor zover het middel de klacht behelst dat de bewezenverklaring op dit onderdeel onvoldoende met redenen is omkleed, faalt het derhalve.
5.2. De tweede in het middel vervatte klacht berust op de stelling dat de rechter een feit als te dezen is telastegelegd niet kan bewezenverklaren indien uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat de verdachte wist dat voor het invoeren van de twee groenvleugelara's een vergunning nodig was. Deze stelling kan evenwel niet als juist worden aanvaard. Voor het bewezenverklaren van het te dezen telastegelegde opzet hoeft, wat er zij van de overwegingen van het Hof, uit de bewijsmiddelen slechts te blijken dat de verdachte wist dat hij niet in het bezit van een vergunning was. Uit de bewijsmiddelen hoefde niet te blijken dat de verdachte wist dat hij zonder vergunning geen groenvleugelara's mocht invoeren in Nederland.
5.3. Het middel is derhalve ongegrond.
6. Beoordeling van het eerste middel
6.1. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte een verweer gevoerd dat door het Hof in de bestreden uitspraak als volgt is samengevat en verworpen :
Namens de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het bewezenverklaarde hem niet verweten kan worden. Immers :
- de verdachte heeft omtrent de invoer van de vogels informatie ingewonnen bij het Cites-bureau, de hiervoor aangewezen instantie, en is door dat bureau voor antwoord op de vraag hoeveel vogels per persoon mogen worden ingevoerd verwezen naar de RVV;
- door [betrokkene 1] van de RVV is aan de verdachte medegedeeld dat het maximum twee vogels per persoon bedraagt en dat de verdachte hierbij uitsluitend hoeft te beschikken over een gezondheidsverklaring van de vogels; en
- van de verdachte kan niet worden verwacht dat hij de ingewikkelde regelgeving met betrekking tot dit onderwerp kent; zodat
- de verdachte derhalve afhankelijk is van voorlichtende instanties en op hun mededelingen moet kunnen vertrouwen.
Dit verweer vindt zijn weerlegging in de gemotiveerde bewezenverklaring. Het hof verwerpt derhalve dit verweer.
6.2. In de hiervoor onder 4.3 weergegeven nadere bewijsoverweging - welke deel uitmaakt van de gemotiveerde bewezenverklaring en derhalve mede ten grondslag ligt aan de verwerping van het hiervoor onder 6.1 weergegeven verweer - ligt als het oordeel van het Hof besloten dat de verdachte ten aanzien van de vraag welke documenten hij nodig had voor de invoer van de vogels slechts gezag mocht ontlenen aan het door hem geraadpleegde Cites-bureau en dat hij alleen voor het antwoord op de vraag hoeveel vogels hij zou mogen invoeren door het Cites-bureau is verwezen naar de Rijksdienst voor Keuring van Vee en Vlees (RVV) , zodat hij uitsluitend voor het antwoord op die vraag op de mededeling van de RVV mocht afgaan.
6.3. Kennelijk op grond van dit oordeel heeft het Hof beslist dat de in het door de verdachte gevoerde verweer besloten liggende stelling dat hij gezag mocht toekennen aan de mededeling van [betrokkene 1] van de RVV, ook voor zover deze betrekking had op de door hem benodigde documenten, moet worden verworpen. Deze beslissing geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd.
6.4. Het middel faalt derhalve.
7. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen .
8. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Hermans als voorzitter, en de raadsheren Beekhuis en Davids in bijzijn van de griffier Bogaert, en uitgesproken op
7 november 1995.