ECLI:NL:HR:1995:AA1545
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- Van der Linde
- Bellaart
- De Moor
- C.H.M. Jansen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en autokostenfictie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een dierenarts, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam over een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1986. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 32.476,--, maar deze werd later verhoogd naar f 45.142,--. Na beroep bij het Hof werd de navorderingsaanslag verlaagd tot f 43.666,--. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende de auto, die in eigendom toebehoorde aan zijn echtgenote, gebruikte voor zowel zakelijke als privédoeleinden. Hij had autokosten van f 11.287,50 ten laste van zijn winst gebracht, berekend op een kilometerprijs van f 0,85. Het Hof had echter de werkelijke autokosten vastgesteld op f 9.980,--. De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende alle kosten van de auto voor zijn rekening nam en dat hij over de auto kon beschikken ten behoeve van zijn onderneming. Dit betekent dat de kosten als kosten verbonden aan het houden van een personenauto moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 42, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De Hoge Raad concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de autokostenfictie van toepassing is, en verwerpt de klachten van belanghebbende. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep wordt verworpen en dat het bedrag van f 150,-- dat door belanghebbende was gestort voor de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof, wordt terugbetaald.