Het hof overweegt het volgende.
Artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering bevat voorschriften inzake de uitreiking van gerechtelijke stukken, welke voorschriften beogen te bevorderen dat een gerechtelijk schrijven degene, voor wie dat schrijven bestemd is, inderdaad bereikt. In artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering heeft de wetgever de verplichting neergelegd voor degene die met de uitreiking is belast van zijn verrichtingen in dit verband een akte op te maken en daarin de gegevens als in artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering genoemd te vermelden. De strekking van deze verplichting is dat kan worden vastgesteld of met het gerechtelijk schrijven is gehandeld zoals artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering voorschrijft en of ook aan andere strafvorderlijke voorschriften, waarvoor vaststelling van de wijze, plaats of tijd van uitreiking van belang is, is voldaan.
In het onderhavige geval staat naar het oordeel van het hof vast dat de dagvaarding om ter terechtzitting van 14 januari 1993 te verschijnen aan verdachte op 17 oktober 1992 in persoon is uitgereikt door [betrokkene 4], hoofdagent van gemeentepolitie te Enschede. Ter terechtzitting van het hof heeft genoemde Oldenkotte als getuige verklaard dat hij, overeenkomstig de richtlijnen van de officier van justitie het parketnummer, de persoonsgegevens van verdachte en de nadere gegevens van het delict, waarvan [verdachte] werd verdacht, op de dagvaarding die hem door de voorzitter is getoond, heeft ingevuld, benevens de dag van de terechtzitting en de rechter voor wie de verschijning van verdachte werd verlangd. Vervolgens heeft de getuige de dagvaarding aan verdachte ter hand gesteld en nadien van zijn verrichtingen melding gemaakt in het proces-verbaal.
Aldus is, nu genoegzaam is gebleken van de in artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering gereleveerde in een akte van uitreiking te vermelden gegevens, naar het oordeel van het hof voldaan aan de strekking van artikel 589 van het Wetboek van Strafvordering, waaraan niet kan afdoen dat geen afzonderlijke akte van uitreiking is opgemaakt.
Het hof vermag voorts, gelet op bovenstaande vaststellingen, niet in te zien welk redelijk belang van verdachte zou zijn geschaad doordat het opmaken van een afzonderlijke akte van uitreiking is achterwege gebleven.