ECLI:NL:HR:1996:AA1954
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- H. Pos
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting Gemeente Amsterdam
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen een beschikking van de Voorzitter van de Eerste Meervoudige Belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam. De beschikking betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd door de Gemeente Amsterdam, waarbij ook kosten in rekening zijn gebracht. De naheffingsaanslag en de beschikking zijn eerder gehandhaafd door de Directeur van de dienst parkeerbeheer van de Gemeente Amsterdam. Belanghebbende heeft op 18 maart 1994 een verzoek ingediend om alsnog een beroepschrift in te dienen, nadat de beroepstermijn op 23 februari 1994 was geëindigd. De Voorzitter heeft dit verzoek op 4 januari 1995 niet gegrond verklaard, wat heeft geleid tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelt dat tegen een beschikking op basis van artikel 60 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen cassatie openstaat, tenzij dit artikel ten onrechte is toegepast. In dit geval is dat wel het geval, omdat sinds 1 januari 1994 artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op niet tijdig ingediende beroepschriften. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn cassatieberoep en dat de beschikking van de Voorzitter vernietigd moet worden. De zaak wordt terugverwezen naar het Hof voor verdere behandeling.
De Hoge Raad beslist dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en gelast dat de Gemeente Amsterdam het griffierecht van ƒ 75,-- aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest is op 20 maart 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer, samen met de raadsheren Urlings en Pos, en is in het openbaar uitgesproken.