ECLI:NL:HR:1996:AA1972

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
31007
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Urlings
  • A. Zuurmond
  • C.H.M. Jansen
  • F. Fleers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en verstrekking van maaltijden aan werknemers

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 januari 1995. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het tijdvak van 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989, waarbij een bedrag van ƒ 29.086,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 7.271,-- aan verhoging was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, maar het Hof heeft deze aanslag verminderd tot ƒ 27.462,-- aan enkelvoudige belasting zonder verhoging.

Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende haar directieleden, stafleden en bezoekers van de showroom rond het middaguur belegde broodjes en koffie, thee of melk ter beschikking stelt. Het Hof heeft geoordeeld dat deze verstrekking kan worden aangemerkt als een koffiemaaltijd in de zin van artikel 16, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking loonbelasting 1972. Dit oordeel is niet onjuist en kan in cassatie niet met vrucht worden bestreden.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep verworpen. Dit arrest is op 27 maart 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Jansen en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. gevestigd te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 januari 1995 betreffende na te melden haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1986 tot en met 31 december 1989 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 29.086,-- aan enkelvoudige belasting en ƒ 7.271,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak en dat besluit in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag ten bedrage van
ƒ 27.462,-- aan enkelvoudige belasting zonder verhoging. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende stelt haar directieleden, stafleden en de bezoekers van haar showroom rond het middaguur belegde broodjes en koffie, thee of melk ter beschikking. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het verstrekken rond het middaguur van belegde broodjes, met koffie, thee of melk is aan te merken als het verstrekken van een koffiemaaltijd in de zin van artikel 16, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking loonbelasting 1972 en dat daaraan niet afdoet dat de eetwaren op eenvoudige wijze - door deze te plaatsen op het bureau van de werknemer of op een tafel in de showroom - worden geserveerd noch dat de werknemers de eetwaren in voorkomend geval al werkend, of wandelend in de showroom nuttigen. 3.3. Deze oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zij kunnen voor het overige als van feitelijke aard in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 maart 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, C.H.M. Jansen en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.