ECLI:NL:HR:1999:AA2641
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Zuurmond
- P. Pos
- A. Beukenhorst
- M. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de geldigheid van schriftelijke overeenkomsten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 12 september 1997 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting heeft bevestigd. De naheffingsaanslag, ter hoogte van f 37.800,--, was opgelegd naar aanleiding van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie richt het middel zich tegen het oordeel van het Hof dat er geen schriftelijke overeenkomst tot levering van de economische eigendom op 31 maart 1995 zou zijn. Belanghebbende stelt dat een dergelijke overeenkomst wel degelijk bestaat, en dat deze voortvloeit uit een eerdere schriftelijke overeenkomst van 17/20 februari 1995. De wetgever zou volgens belanghebbende aan alle eigendomsoverdrachten zonder BTW-aspecten eerbiedigende werking hebben willen toekennen.
De Hoge Raad overweegt dat artikel V, lid 4, van de Wet van 18 december 1995 bepaalt dat de uitzonderingsbepaling niet van toepassing is indien kan worden aangetoond dat de verkrijging het gevolg is van een bestaande schriftelijke overeenkomst. De Hoge Raad concludeert dat de schriftelijke overeenkomst van 17/20 februari 1995 op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een overeenkomst waarbij het economische belang bij de onroerende zaak aan een ander dan de juridische eigenaar toekomt. De Hoge Raad verwerpt het beroep, en oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de uitzonderingsbepaling niet van toepassing is.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigt de uitspraak van het Hof.