ECLI:NL:HR:1999:AA2651

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
34025
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Stoffer
  • J. Zuurmond
  • M. Beukenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aftrekbaarheid van verhuiskosten in verband met dienstbetrekking en gezondheidsredenen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 december 1997, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 122.472,--. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.

Belanghebbende heeft in cassatie aangevoerd dat de Inspecteur ten onrechte de verhuis- en herinrichtingskosten van f 14.585,-- niet in aftrek heeft toegelaten. Het Hof oordeelde dat verhuiskosten als aftrekbare kosten in aanmerking komen indien de dienstbetrekking de werknemer tot verhuizing noopt, en dat hiervoor een verband met de dienstbetrekking of bijzondere omstandigheden vereist is. Het Hof heeft echter ook erkend dat bijzondere omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand van de werknemer, kunnen leiden tot aftrekbaarheid van verhuiskosten.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de stelling van belanghebbende dat gezondheidsredenen hem tot de verhuizing hebben genoopt, voldoende heeft onderzocht. Het Hof heeft geoordeeld dat deze stelling onvoldoende aannemelijk is gemaakt, en dit oordeel is niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak van de Hoge Raad is op 27 januari 1999 gedaan door vice-president A. Stoffer, samen met de raadsheren J. Zuurmond en M. Beukenhorst, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier Bolle.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 december 1997 betreffende de hem voor het jaar 1995 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 122.472,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was in 1995 in dienstbetrekking werkzaam te Q. In mei 1995 is belanghebbende verhuisd van R naar Z. De reisafstand van belanghebbendes woonadres te R tot zijn arbeidsplaats bedroeg 35 kilometer. De reisafstand van belanghebbendes woonadres in Z tot zijn arbeidsplaats bedraagt ongeveer 2 kilometer. De Inspecteur heeft geweigerd verhuis- en herinrichtingskosten ten bedrage van f 14.585,-- in aftrek toe te laten. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat verhuiskosten als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in aanmerking komen indien de dienstbetrekking de werknemer tot verhuizing noopt, waartoe is vereist een verband met de dienstbetrekking of een bijzondere omstandigheid welke is gelegen in de aard van de dienstbetrekking. 3.3 Dit oordeel wordt in zoverre terecht bestreden, dat ook buiten de aard van de dienstbetrekking gelegen bijzondere omstandigheden, zoals de gezondheidstoestand van de werknemer, ertoe kunnen nopen te verhuizen teneinde de dienstbetrekking te kunnen blijven vervullen, in welk geval aftrek van verhuiskosten mogelijk is.
3.4. Tot cassatie kan zulks evenwel niet leiden, omdat het Hof belanghebbendes stelling dat gezondheidsredenen hem tot de verhuizing hebben genoopt, wel heeft onderzocht. 's Hofs oordeel, dat erop neer komt dat die stelling onvoldoende aannemelijk is gemaakt, berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. Dat oordeel kan, nu het in het licht van hetgeen belanghebbende blijkens 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding ter ondersteuning van die stelling heeft aangevoerd ook niet onbegrijpelijk is, ook overigens in cassatie niet met vrucht worden bestreden. In zoverre falen de klachten derhalve. 3.5. Ook voor het overige kunnen de klachten niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep
Dit arrest is op 27 januari 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.