ECLI:NL:HR:1999:AA2851
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Pos
- A. Beukenhorst
- J. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de geldigheid van een koopovereenkomst
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting. De naheffingsaanslag van f 46.899,-- werd opgelegd aan belanghebbende na de verkrijging van een recht van erfpacht. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij een klacht ingediend. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er op 31 maart 1995, 18.00 uur, geen schriftelijke overeenkomst bestond tussen belanghebbende en A BV, ondanks dat er vóór dit tijdstip een koopovereenkomst was gesloten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van belanghebbende op het overgangsrecht van de wijzigingswet faalde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht de conclusie trok dat de uitlating van de regering in verband met de wijzigingswet niet van toepassing was op de situatie van belanghebbende. De klachten van belanghebbende werden verworpen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en besloot het beroep te verwerpen. Dit arrest is op 21 april 1999 vastgesteld door de raadsheer Pos als voorzitter, en de raadsheren Beukenhorst en Kop, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.