ECLI:NL:HR:1999:AA3828
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- F. Herrmann
- M. van der Putt-Lauwers
- J. Fleers
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtsgeldigheid van opgelegde sancties door de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV) en Kalvermesterij B.V. (verweerder). SKV had verweerder in 1993 een boete opgelegd van ƒ 16.500,-- wegens het afleveren van vleeskalveren zonder kwaliteitscertificaat, wat in strijd was met de geldende kwaliteitsnormen. Verweerder had zich bij SKV aangesloten en was verplicht om zich aan de statuten en reglementen van de stichting te houden. De Rechtbank te Arnhem had de vordering van SKV in eerste instantie afgewezen, en het Gerechtshof te Arnhem had dit vonnis in hoger beroep bekrachtigd.
De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde boete een sanctie met een punitief karakter was, die niet als een dwangsom kon worden gekwalificeerd. SKV had gehandeld in strijd met artikel 5 van de Wet economische delicten (WED), omdat de boete een publiekrechtelijk karakter had en SKV als een administratief orgaan fungeerde. De Hoge Raad concludeerde dat SKV niet rechtsgeldig de betaling van de boete kon vorderen, omdat de sanctie niet in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en SKV werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheden van private stichtingen die optreden als verlengstuk van publieke organen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke kaders bij het opleggen van sancties. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van contractuele sancties in het kader van economische delicten.