ECLI:NL:HR:1999:AA3875

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/078HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • M. Mijnssen
  • A. Heemskerk
  • F. Herrmann
  • J. Fleers
  • K. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade door arbeidsongeval met motorrijtuig

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Mega Staalbouw B.V. voor schade die [slachtoffer] heeft geleden als gevolg van een arbeidsongeval op 6 november 1991. [Slachtoffer], werkzaam als tweede chef werkplaats, was betrokken bij het transport van stalen balken met een handkar die aan een vorkheftruck was gekoppeld. Tijdens het uitvoeren van een bocht viel de kar om, waarbij [slachtoffer] ernstig gewond raakte. De Kantonrechter te Terborg oordeelde in 1993 dat Mega Staalbouw aansprakelijk was voor de schade van [slachtoffer] en veroordeelde het bedrijf tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. Mega Staalbouw riep haar verzekeraar, Klaverblad, in vrijwaring aan, maar Klaverblad betwistte de aansprakelijkheid op basis van een uitsluitingsclausule in de verzekeringsovereenkomst.

De Rechtbank te Zutphen vernietigde het vonnis van de Kantonrechter en wees de vorderingen van Mega Staalbouw af, met het argument dat de schade niet onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering viel. Mega Staalbouw, de curator van het faillissement en het Waarborgfonds gingen in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de uitsluitingsclausule van Klaverblad van toepassing was, omdat het ongeval niet plaatsvond tijdens het laden of lossen van de balken, en dat de kar, ook na ontkoppeling van de vorkheftruck, als aanhangwagen moest worden beschouwd. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eisers werden gesteld.

Uitspraak

17 december 1999
HRrste Kamer
nr. C98/078HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. MEGA STAALBOUW B.V.,
gevestigd te Terborg,
2. Mr L. HARTOGS, in zijn hoedanigheid van
curator in het faillissement van MEGA
STAALBOUW B.V.,
kantoorhoudende te Doetinchem,
3. De stichting WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,
gevestigd te Rijswijk,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr G. Snijders,
t e g e n
KLAVERBLAD VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr E. Grabandt.
1.Het geding in feitelijke instanties [Slachtoffer],
wonende te [woonplaats], [..], heeft bij exploit van
21 augustus 1992 eiseres tot cassatie sub 1 - verder
te noemen: Mega Staalbouw - gedagvaard voor de
Kantonrechter te Terborg en gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat Mega Staalbouw aanspra-
kelijk is voor de door [slachtoffer] geleden en nog
te lijden schade ten gevolge van het arbeidsongeval
d.d. 6 november 1991;
2. Mega Staalbouw te veroordelen om aan [slachtoffer]
te betalen een schadevergoeding in verband met
schade ten gevolge van een bedrijfsongeval aan hem
overkomen op 6 november 1991, een en ander op te
maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. Mega Staalbouw te veroordelen om aan [slachtoffer]
te betalen een bedrag van ƒ 15.000,--, althans een
zodanig bedrag als de Kantonrechter in goede justi-
tie oordelend juist zal achten, als voorschot op de
nog bij staat op te maken geleden en nog te lijden
schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag van de dagvaarding.
Mega Staalbouw heeft een incidentele conclusie tot
oproeping in vrijwaring van verweerster in cassatie -
verder te noemen: Klaverblad - genomen.
Nadat [slachtoffer] in het incident voor antwoord
had geconcludeerd tot referte, heeft de Kantonrechter bij
vonnis van 14 januari 1993 in het incident Mega Staalbouw
toegestaan Klaverblad in vrijwaring op te roepen.
Mega Staalbouw heeft in de hoofdzaak en Klaverblad
heeft in de vrijwaringszaak de vorderingen bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 12 augustus
1993 op 7 oktober 1993 gehouden comparitie van partijen
heeft de Kantonrechter bij vonnis van 9 december 1993 in
de hoofdzaak (1) voor recht verklaard dat Mega Staalbouw
aansprakelijk is voor de door [slachtoffer] geleden en
nog te lijden schade ten gevolge van het arbeidsongeval
d.d. 6 november 1991, (2) Mega Staalbouw veroordeeld
om aan [slachtoffer] te betalen ƒ 8.000,-- als voor-
schot wegens immateriële schade, (3) [slachtoffer] in de
gelegenheid gesteld zich uit te laten in voege als in
rov. 5.5 is overwogen, en (4) iedere verdere beslissing
aangehouden. In de vrijwaringszaak heeft de Kantonrechter
(1) voor recht verklaard dat de schade die [slachtoffer]
ten gevolge van het arbeidsongeval d.d. 6 november 1991
heeft geleden en nog zal lijden wordt gedekt door de tus-
sen Mega Staalbouw en Klaverblad gesloten Aansprakelijk-
heidsverzekering voor Bedrijven, (2) Klaverblad veroor-
deeld om aan Mega Staalbouw ten behoeve van de door
[slachtoffer] geleden schade bij wijze van voorschot te
betalen (a) ƒ 8.000,-- wegens immateriële schade en (b)
ƒ 2.000,-- wegens materiële schade, (3) Klaverblad in de
gelegenheid gesteld zich uit te laten in voege als in
rov. 5.5 is overwogen, en (4) iedere verdere beslissing
aangehouden.
Tegen het in de vrijwaringszaak gewezen vonnis van
9 december 1993 heeft Klaverblad hoger beroep ingesteld
bij de Rechtbank te Zutphen.
In verband met het faillissement van Mega Staalbouw
B.V. ingevolge het vonnis van 29 november 1993 is eiser
tot cassatie sub 2 - verder te noemen: de curator - in
deze procedure betrokken en in appel eveneens gedagvaard.
Verweerster in cassatie sub 3 - verder te noemen:
het Waarborgfonds - heeft een incidentele conclusie geno-
men om als gevoegde partij te worden toegelaten.
Nadat Klaverblad voor antwoord in het incident had
geconcludeerd tot referte, heeft de Rechtbank bij inci-
denteel vonnis van 24 oktober 1996 het Waarborgfonds toe-
gestaan zich in dit geding te voegen.
Bij vonnis van 20 november 1997 heeft de Rechtbank
het in de vrijwaringszaak tussen Mega Staalbouw en
Klaverblad gewezen vonnis vernietigd en in zoverre op-
nieuw rechtdoende de vorderingen van Mega Staalbouw je-
gens Klaverblad afgewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest ge-
hecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank hebben Mega
Staalbouw, de curator en het Waarborgfonds beroep in cas-
satie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest
gehecht en maakt daarvan deel uit.
Klaverblad heeft geconcludeerd tot verwerping van
het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advo-
caten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries
Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) [Slachtoffer], op 6 november 1991 als tweede chef
werkplaats in dienst bij Mega Staalbouw, diende een zes-
tal stalen balken van 14 meter lang en 10 centimeter
breed te vervoeren uit een productieloods van Mega Staal-
bouw naar het daarbuiten gelegen bedrijfsterrein van Mega
Staalbouw.
(ii) [Slachtoffer] maakte ten behoeve van dit transport
ge-bruik van een handkar/aanhangwagen (verder te noemen:
de kar) met een lengte van circa 5 meter, uitschuifbaar
tot 8 meter; het laadvlak van deze kar was circa 20 tot
30 centimeter breder dan de spoorbreedte van de kar. In-
dien met de kar een draaiing of bocht werd gemaakt, be-
stond de kans dat de wagen omsloeg/kantelde.
(iii) [Slachtoffer] heeft de balken op de kar geladen en
deze vervolgens gekoppeld aan een vorkheftruck teneinde
de balken naar de plaats van bestemming te brengen.
(iv) Om de loods te verlaten diende tijdens het
transport in de loods een bocht te worden gemaakt; wegens
ruimtegebrek moest deze manoeuvre in verschillende etap-
pes worden uitgevoerd. Tijdens het uitvoeren van de hier-
voor bedoelde manoeuvre werd [slachtoffer] geassisteerd
door [een collega], een andere medewerker van Mega Staal-
bouw.
(v) Omdat het maken van de bocht met de combinatie
vorkheftruck en kar slechts met moeite kon worden uitge-
voerd, is de vorkheftruck losgekoppeld en buiten op het
bedrijfsterrein gestald, nadat [een collega] de balken op
de kar met behulp van de vorkheftruck had verlegd.
[Slachtoffer] en [een collega] hebben daarop de kar met
de stalen balken met handkracht verder geduwd; daarbij
zijn de balken verschoven. [Een collega] heeft vervolgens
getracht de balken te herschikken, bij gelegenheid waar-
van de kar omviel en [slachtoffer] werd getroffen door
een of meer vallende balken. [Slachtoffer] heeft daarbij
ernstig blijvend letsel opgelopen aan zijn hiel, enkel en
voet, met als gevolg (gedeeltelijke) arbeidsongeschikt-
heid.
3.2 Bij inmiddels onherroepelijk vonnis van de kanton-
rechter te Terborg van 9 december 1993, gewezen in de
hoofdzaak tussen [slachtoffer] en Mega Staalbouw, is voor
recht verklaard dat Mega Staalbouw op grond van art.
7A:1638x (oud) BW aansprakelijk is voor de door [slacht-
offer] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lij-
den schade.
3.3 In voormeld, door [slachtoffer] bij de Kantonrech-
ter aangespannen geding heeft Mega Staalbouw haar verze-
keraar Klaverblad in vrijwaring opgeroepen. De curator in
het inmiddels uitgesproken faillissement van Mega Staal-
bouw is in hoger beroep door Klaverblad in rechte betrok-
ken. Het Waarborgfonds heeft zich in hoger beroep aan de
zijde van Mega Staalbouw en de curator gevoegd nadat
[slachtoffer] het Waarborgfonds had aangesproken omdat
voor de onderhavige vorkheftruck geen verzekering als be-
doeld in de WAM was afgesloten.
3.4 De Kantonrechter heeft voor recht verklaard - voor-
zover in cassatie nog van belang - “dat de schade
die [slachtoffer] ten gevolge van het arbeidsongeval d.d.
6 november 1991 heeft geleden en nog zal lijden wordt ge-
dekt door de tussen Mega Staalbouw en Klaverblad afgeslo-
ten Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven”.
3.5 De Rechtbank heeft in haar rov. 5.6 echter alsnog
geoordeeld “dat Klaverblad zich terecht beroept op de in
de AVB geformuleerde uitsluiting van aansprakelijkheid
voor de schade, veroorzaakt door de vallende lading van
de kar”. Daarvan uitgaande heeft de Rechtbank het vonnis
van de Kantonrechter vernietigd en de vorderingen van
Mega Staalbouw jegens Klaverblad afgewezen.
3.6 In het onderhavige vrijwaringsgeding is derhalve de
vraag aan de orde of de aansprakelijkheid van Mega Staal-
bouw voor het aan [slachtoffer] overkomen ongeval valt
onder de dekking van de door Mega Staalbouw met
Klaverblad gesloten AVB. Deze AVB sluit in artikel 3 van
de daarbij behorende Algemene Voorwaarden de aansprake-
lijkheid voor motorrijtuigen zoals geregeld in de WAM
uit. Meer specifiek gaat het derhalve om de vraag of de
aan [slachtoffer] toegebrachte schade in de zin van de
WAM is veroorzaakt door een motorrijtuig in het verkeer.
De ten tijde van het aan [slachtoffer] overkomen
ongeval geldende tekst van art. 3 van de Algemene Voor-
waarden luidt - voorzover van belang - als volgt:
“Uitgesloten is de aansprakelijkheid:
(…)
2. voor schade veroorzaakt met of door
(lucht)vaartuigen, motorrijtuigen en hun lading;
deze uitsluiting geldt echter niet ten aanzien van
de aansprakelijkheid (mits niet elders gedekt):
(…)
a. van de verzekerde voor schade door goederen
die worden geladen in resp. gelost uit een
(lucht)vaartuig of motorrijtuig;
3. voor schade veroorzaakt met of door aanhangwa-
gens e.d., die gekoppeld zijn aan een motorrijtuig
of na daarvan te zijn losgemaakt of -geraakt nog
niet buiten het verkeer tot stilstand zijn gekomen;
(…)”.
3.7 De Rechtbank heeft - in cassatie onbestreden -
overwogen (a) dat de uitsluitingsclausule van Klaverblad
in de zin van de WAM dient te worden verstaan (rov. 5.6),
(b) dat - kort gezegd - het ongeval niet plaats vond tij-
dens het laden of lossen van de stalen balken (rov. 5.2)
en (c) dat de onderhavige vorkheftruck als motorrijtuig
moet worden aangemerkt en dat met die truck en de daaraan
gekoppelde kar op het bedrijfsterrein van Mega Staalbouw
aan het verkeer werd deelgenomen in de zin van art. 2 lid
1 WAM (rov. 5.3).
De Rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de kar,
die als aanhangwagen in gebruik is geweest bij het trans-
port van stalen balken, ook nadat zij van de vorkheftruck
was ontkoppeld, nog als aanhangwagen moet worden aange-
merkt nu zij niet veilig buiten het verkeer tot stilstand
was gekomen. Vervolgens heeft de Rechtbank overwogen dat
tijdens en als gevolg van de wijze van het na afkoppeling
van de vorkheftruck voortgezette vervoer van de kar met
de balken, deze balken zijn gaan schuiven, waarna de kar
met de balken is omgevallen en een of meer vallende bal-
ken [slachtoffer] hebben geraakt en verwond. Tenslotte
heeft de Rechtbank geoordeeld dat de omstandigheid dat de
vorkheftruck na ontkoppeling is gebruikt als werktuig om
de verschoven lading stalen balken op de kar te herschik-
ken en die vorkheftruck vervolgens op het bedrijfsterrein
is gestald, niet afdoet aan de staat van de kar als niet
buiten het verkeer tot stilstand gebrachte aanhangwagen
in de zin van de WAM (rov. 5.5).
3.8.1 Het eerste middel, verdeeld in vier onderdelen, is
gericht tegen de rov. 5.4 en 5.5 van de Rechtbank. De on-
derdelen 1a, 1b en 2 richten een aantal rechts- en moti-
veringsklachten tegen het oordeel van de Rechtbank dat de
kar ook na de ontkoppeling van de vorkheftruck als aan-
hangwagen in de zin van art. 1 WAM dient te worden be-
schouwd.
Voorzover de onderdelen strekken ten betoge dat de
Rechtbank van een onjuiste rechtsopvatting heeft blijk
gegeven met haar oordeel dat de kar niet veilig buiten
het verkeer tot stilstand is gekomen, falen zij. De
Rechtbank heeft het rijden met de vorkheftruck en de
daaraan gekoppelde kar terecht als deelname aan het ver-
keer gekwalificeerd. Het oordeel van de Rechtbank dat de
kar, nadat zij van de vorkheftruck was losgekoppeld, niet
veilig buiten het verkeer tot stilstand was gebracht,
geeft niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk. Dit
oordeel kan, verweven als het is met waarderingen van
feitelijke aard, niet verder op juistheid worden ge-
toetst.
3.8.2 Voorzover onderdeel 1a nog aanvoert dat de Recht-
bank ten onrechte belang heeft toegekend aan de omstan-
digheid dat de plaats waar de kar werd afgekoppeld niet
berustte op een “bewuste keuze”, miskent het onderdeel
dat de Rechtbank tot uitdrukking heeft gebracht dat de
afkoppeling niet heeft plaatsgevonden met het oogmerk de
kar buiten het verkeer tot stilstand te brengen. Anders
dan het onderdeel nog wil, is niet van belang of ter
plekke verkeer aanwezig is of voorkomt.
3.8.3 Onderdeel 2 strekt in de eerste plaats ten betoge
dat de Rechtbank onvoldoende heeft onderzocht of voldoen-
de verband aanwezig was tussen het ongeval en de deelname
van het motorrijtuig aan het verkeer. De Rechtbank heeft
dit, naar blijkt uit haar rov. 5.4 en 5.5 wel onderzocht.
Deze klacht mist derhalve feitelijke grondslag en kan
daarom niet tot cassatie leiden.
Voorzover het onderdeel nog klaagt dat de Rechtbank
heeft miskend dat het in het onderhavige geval gaat om
een vorkheftruck, een motorvoertuig dat niet als “normaal
motorrijtuig” kan worden aangemerkt, en voorts dat het
gaat om een ongeval in een produktieloods of een be-
drijfsterrein en het een verkeerde behandeling van de la-
ding betreft, faalt het omdat deze omstandigheden de
Rechtbank niet behoefden te weerhouden van haar oordeel
dat sprake was van een ongeval in het kader van het met
behulp van de vorkheftruck uitgevoerde vervoer.
3.9 Voorzover onderdeel 3 is gericht tegen het oordeel
van de Rechtbank in haar rov. 5.5 dat niet gezegd kan
worden dat ongevallen als het onderhavige niet karakte-
ristiek zijn voor deelneming aan het verkeer, faalt het
omdat dit oordeel niet van een onjuiste rechtopvatting
blijk geeft en niet onbegrijpelijk is.
Voor het overige bouwt onderdeel 3, evenals onder-
deel 4, voort op de eraan voorafgaande onderdelen en moe-
ten zij het lot daarvan delen.
3.10 Het tweede middel klaagt dat, in aanmerking genomen
dat vrijwaring niet de regels van absolute competentie
doorbreekt en gegeven de inhoud van de door Mega
Staalbouw in het vrijwaringsgeding ingestelde vordering,
de Kantonrechter onmiskenbaar noch uit hoofde van het on-
derwerp van het geschil noch uit hoofde van het beloop
van de vordering bevoegd was om van de zaak kennis te ne-
men, zodat de Rechtbank dit een en ander ambtshalve had
moeten constateren en de zaak in de stand waarin zij zich
bevond, had behoren te verwijzen naar de wel bevoegde
rechter, zijnde het Hof te Arnhem. Dit tweede middel is
in de schriftelijke toelichting alsnog subsidiair voorge-
steld ten opzichte van het eerste middel voor het geval
dat middel zou falen.
3.11 Nu het eerste middel faalt, komt het tweede middel
aan de orde. Het middel betoogt terecht dat de Kanton-
rechter onbevoegd was om van de vordering in vrijwaring
kennis te nemen en dat de Rechtbank, waaraan de zaak in
hoger beroep was voorgelegd, deze op de voet van art.
157a lid 1 Rv in de stand van hoger beroep had behoren te
verwijzen naar het hof. Nu evenwel de Rechtbank dit niet
heeft gedaan en in plaats daarvan de zaak in hoger beroep
ten principale heeft behandeld en beslist, is er in dit
stadium geen plaats meer voor een verwijzing van de zaak
in de stand van hoger beroep naar het hof. Het middel kan
daarom niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Mega Staalbouw, de curator en het
Waarborgfonds in de kosten van het geding in cassatie,
tot op deze uitspraak aan de zijde van Klaverblad begroot
op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
Mijnssen als voorzitter en de raadsheren Heemskerk,
Herrmann, Fleers en Kop, en in het openbaar uitgesproken
door de raadsheer Heemskerk op 17 december 1999