ECLI:NL:HR:2000:AA4280
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Mijnssen
- H. Herrmann
- M. van der Putt-Lauwers
- A. de Savornin Lohman
- J. Kop
- H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitbetaling van vakantiedagen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft [werknemer] cassatie ingesteld tegen de stichting Research Instituut voor Bedrijfwetenschappen (RVB) na een geschil over de uitbetaling van vakantiedagen. [Werknemer] was sinds 1 juni 1970 in dienst bij RVB en had een salaris van ƒ 7.216,-- bruto per maand. Na onderhandelingen over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, die per 1 juli 1991 zou ingaan, heeft hij een afvloeiingsregeling getroffen. [Werknemer] vorderde in eerste instantie bij de Kantonrechter te Maastricht de uitbetaling van vakantiedagen, maar zijn vordering werd afgewezen. In hoger beroep heeft de Rechtbank te Maastricht het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd, waarna [werknemer] in cassatie ging.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 januari 2000 geoordeeld dat de Rechtbank terecht heeft overwogen dat [werknemer] onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met de voorwaarden van de beëindigingsovereenkomst, inclusief het afstand doen van zijn recht op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. De Hoge Raad heeft de klachten van [werknemer] verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de afstand van aanspraken op uitbetaling van vakantiedagen niet in strijd was met de wet, mits dit niet ten nadele van de werknemer was. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank niet onjuist had geoordeeld en dat de afstand van aanspraken op uitbetaling van vakantiedagen onderdeel uitmaakte van de overeengekomen 'package-deal'. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [werknemer] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.