ECLI:NL:HR:2000:AA4946

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/008HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Mijnssen
  • J. de Savornin Lohman
  • W. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verzoek tot bijdrage in kosten van verzorging en opvoeding en DNA-onderzoek naar vaderschap

In deze zaak heeft de vrouw, verzoekster tot cassatie, op 6 mei 1997 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Zij verzocht de Rechtbank te bepalen dat de man, verweerder in cassatie, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift een maandelijkse bijdrage van ƒ 250,-- dient te leveren voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, geboren in 1993. Tijdens de zitting op 30 september 1997 heeft de vrouw haar verzoek uitgebreid met een verzoek om de man te verplichten mee te werken aan een DNA-onderzoek ter vaststelling van het biologisch vaderschap van de dochter. De man heeft het verzoek bestreden, waarna de Rechtbank op 30 december 1997 het verzoek afwees.

De vrouw heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 13 november 1998 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vrouw cassatie ingesteld. In cassatie heeft de man geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw dan ook verworpen.

Uitspraak

25 februari 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/008HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr E. Grabandt,
t e g e n
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 6 mei 1997 ter griffie van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht te bepalen dat verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift met een bedrag van ƒ 250,-- per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter], geboren op [geboortedatum] 1993. Ter terechtzitting van 30 september 1997 heeft de vrouw haar verzoek aangevuld en verzocht te bepalen dat de man dient mee te werken aan een DNA-onderzoek ter vaststelling van het biologisch vaderschap van [de dochter] voornoemd.
De man heeft het verzoek bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 30 december 1997 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 13 november 1998 heeft het Hof voormelde beschikking van de Rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft in cassatie geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Mijnssen als voorzitter en de raadsheren De Savornin Lohman en Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer De Savornin Lohman op 25 februari 2000.