ECLI:NL:HR:2000:AA5291
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A. van Brunschot
- J. van Vliet
- M. van Amersfoort
- L. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en griffierecht
In deze zaak gaat het om navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1993 en 1994, opgelegd aan belanghebbende. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag 1993, handhaafde de Inspecteur deze aanslag, terwijl het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 1994 niet-ontvankelijk werd verklaard. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat op 26 augustus 1998 het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Het Hof verklaarde het verzet van belanghebbende tegen deze beschikking ongegrond voor het jaar 1993, maar gaf de griffier opdracht om belanghebbende alsnog een nota griffierecht te sturen voor het beroep inzake de navorderingsaanslag 1994.
Belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende niet in de gelegenheid was gesteld om het ingediende beroepschrift te splitsen in twee afzonderlijke beroepschriften. De griffierechten waren niet tijdig betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep. Het Hof had het verzet van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de niet-ontvankelijkheid in stand had gelaten. De Hoge Raad oordeelde dat de splitsing van het beroepschrift door het Hof ambtshalve mocht worden uitgevoerd en dat belanghebbende opnieuw gewezen moest worden op de verschuldigdheid van het griffierecht voor beide beroepschriften.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de splitsing van het beroepschrift, verklaarde het verzet gegrond en gelastte dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 315,-- aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest is op 29 maart 2000 vastgesteld door de vice-president en vier raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.